Kernbanduur geschiedenis 1

Snappen jullie dit?
Nog niet caesar, maar na deze trainingen wel.
kernbanduur geschiedenisvaardigheden
MONR
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Snappen jullie dit?
Nog niet caesar, maar na deze trainingen wel.
kernbanduur geschiedenisvaardigheden
MONR

Slide 1 - Tekstslide

Wat goed dat je er bent!
Wat is het doel van dit kernbanduur?

Dat je na de trainingen (van elk 1 lesuur) een goede basis hebt van vaardigheden voor het vak geschiedenis en die je natuurlijk bij andere vakken kunt inzetten!  Wat zijn vaardigheden eigenlijk? Dingen die je onder de knie kunt krijgen, die je kunt leren toepassen, die je moet kunnen. Bijvoorbeeld:
- Het formuleren van volledige antwoorden        
- Bronanalyse toepassen                          - Begrijpend lezen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaan we dat doen?
Elke les krijg je eerst uitleg van mij met voorbeelden. Bijvoorbeeld een toetsvraag met een antwoord van een (anonieme) leerling. 
Dan gaan jullie zelf aan de slag met een opdracht. 
Die opdracht bespreken we met elkaar en ten slotte geef ik nog tips mee die je kunt opschrijven en thuis kunt oefenen. 

Als je tijdens of na de opdracht iets niet begrijpt of hulp nodig hebt: vraag het dan altijd! Daarvoor zijn we hier.


Slide 3 - Tekstslide

De planning

Les 1: Vragen begrijpen
Les 2: Antwoorden formuleren
Les 3: Antwoorden formuleren deel 2
Les 4: Bronteksten begrijpen en toepassen 
Les 5: Beeldbronnen begrijpen en toepassen
Verder... wat er nodig is, waar we aan toekomen!

Slide 4 - Tekstslide

Ik vind geschiedenis één van de moeilijkste vakken.
Ja, dat vind ik zeker.
Ja, ik leer heel hard en toch lukt het niet helemaal
Ik vind het niet moeilijk maar ik haal geen hoge cijfers.
Ik vind het niet moeilijk en ik haal matige of hoge cijfers.

Slide 5 - Poll

Ik vind geschiedenis zo interessant:
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Oké, tijd om te beginnen!
Waar moet je op letten als je een vraag leest?

Woorden die opdracht geven in een vraag! Zoals:
'Verklaar' 'Leg uit'
'Beredeneer/beargumenteer' 'Benoem' 
'
Wat is het verband' 'Wat is de overeenkomst/het verschil?'
Noem een oorzaak / een gevolg 


Slide 7 - Tekstslide

Wat is wat?
Verklaren =  Waarom is iets zoals het is? Wat heb ik erover geleerd en zelf logisch nadenken.
Uitleggen = Vertel wat je erover hebt geleerd: feiten.
Beargumenteren = Overtuigen met feiten (soms met mening)
Verband leggen = Wat heeft het één met het ander te maken?
Verschil  = Beide kanten uitleggen en dan benoemen wat het verschil is.
Benoemen =  Bijvoorbeeld één begrip dat je hebt geleerd of één voorbeeld uit de brontekst.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom fruit gezond is.
A
In kiwi zit veel vitamine C. Goed voor lichaam.
B
Fruit is gezond omdat er veel vitamines inzitten.
C
Fruit is gezond omdat er veel vitamines zitten in fruit die het lichaam nodig heeft om te functioneren. Een voorbeeld hiervan is dat vitamine C zorgt voor een goede weerstand. Ik houd trouwens meer van appels.
D
Fruit is gezond omdat er veel vitamines in zitten die het lichaam nodig heeft om goed te blijven functioneren.

Slide 9 - Quizvraag

Leg uit dat irrigatielandbouw voor een grote verandering zorgde in de levenswijze van Egyptische boeren.

Slide 10 - Open vraag

Voordat je begint met het beantwoorden van
de vraag, schrijf je bij de vraag op je toetsblad wat 
de opdracht in de vraag is. Je maakt dan voor jezelf dan duidelijk wat je gaat doen. 

De kans dat je dan een onderdeel van de vraag vergeet in je antwoord is dan veel kleiner!

Slide 11 - Tekstslide

De Grieken volgden een polytheïstische religie. Leg dit uit en geef daarbij een kenmerk van de Griekse levenswijze dat dit onderbouwt.

Slide 12 - Open vraag

Dit vond ik vandaag het lastigst

Slide 13 - Woordweb

Dit kan ik nu iets beter... (als ik het blijf oefenen)

Slide 14 - Woordweb