Uitleg onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Oefenen in de LessonUp
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Woensdag 21 mei
Uitleg onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Oefenen in de LessonUp
Slide 1 - Tekstslide
4.9 spelling
Leerdoelen:
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen;
Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen;
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- infinitief (inf.)
- gebiedende wijs (gw)
- onvoltooid deelwoord (od)
- voltooid deelwoord (vd)
- bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord (bn)
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd moet spellen;
Je weet hoe je het voltooid deelwoord moet spellen.
Na deze les kun je het onvoltooide deelwoord en bijvoeglijk naamwoord benoemen en correct spellen.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de infinitief?
Slide 5 - Woordweb
Welke regel geldt voor de gebiedende wijs?
Slide 6 - Woordweb
Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm. Sinds de tandarts Eva heeft ... (adviseren) haar tanden beter te ... (verzorgen), ... (flossen) ze iedere avond trouw haar gebit.
Slide 7 - Open vraag
Onvoltooid deelwoord
Je bent er nog mee bezig, het is nog niet voltooid.
Zingend fietste ik naar huis.
Huilend liep het meisje door de gang.
Hij antwoordde ontkennend op de gestelde vragen.
Je schrijft de infinitief + d(e).
Slide 8 - Tekstslide
Vul in: Niets ... (vermoeden) liep hij naar huis.
Slide 9 - Open vraag
... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn.
A
Terugkijkend
B
Teruggekeken
C
Terugkijkendt
D
Terugkijkent
Slide 10 - Quizvraag
Maak nu zelf een zin met een onvoltooid deelwoord.
Slide 11 - Open vraag
Bijvoeglijk naamwoord van werkwoord
Van een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk, net als bijvoeglijke naamwoorden.
Het pas bestrate trottoir is nog niet toegankelijk.
Het bezorgde pakketje was voor mijn buurman.
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeldzinnen met uitleg
We kunnen de vergrote foto in de winkel afhalen.
De fotograaf vergrootte onze foto van de bruiloft.
Het bestede bedrag kun je declareren.
De docent besteedde veel aandacht aan de werkwoordspelling.
Het verbrede pad zag er goed uit.
Gisteren verbreedde de tuinman het pad.
Slide 13 - Tekstslide
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken?
Schrijf het zo kort mogelijk!
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.
Jammer dat ik het doel heb gemist.
Het ..... doel.
Slide 19 - Open vraag
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.
De weg werd verbreed.
De ..... weg.
Slide 20 - Open vraag
Maak nu zelf een zin met een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Slide 21 - Open vraag
Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm. Kijk, nu ... (strompelen) dat arme paard met zijn ... (kneuzen) voet ... (aarzelen) dichterbij.
Slide 22 - Open vraag
Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm. Vanaf morgen ... (kunnen) bezoekers ... (genieten) van de pracht en praal in de pas ... (renoveren) villa.
Slide 23 - Open vraag
De soep is gekruid. De _____ soep.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 24 - Open vraag
De kerktoren is verlicht. De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 25 - Open vraag
De kleding is zelf ontworpen. De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 26 - Open vraag
De vogel is opgezet. De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 27 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
het (stranden) schip
Slide 28 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Schrikken: een ........ voorbijganger
Schrikken: de ........ mensen
Slide 29 - Open vraag
Slide 30 - Tekstslide
Schrijf een voorbeeldzin met het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 31 - Open vraag
Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. vragen: een ... meisje
Slide 32 - Open vraag
Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. gillen: de ... keukenmeid
Slide 33 - Open vraag
Ik snap nu wat een onvoltooid deelwoord is.
😒🙁😐🙂😃
Slide 34 - Poll
Ik snap nu wat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is.