thema 1 regeling bs 6 spieren en beweging

Programma
herhaling 
uitleg B6 Spieren
huiswerkopdrachten: B6
Film: de teenage brain deel 2

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Programma
herhaling 
uitleg B6 Spieren
huiswerkopdrachten: B6
Film: de teenage brain deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regeling
Thema 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort het meest bij impulsoverdracht?
A
actiepotentiaal
B
Na-K-pomp
C
axon
D
synaps

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort het meest bij impulsgeleiding?
A
actiepotentiaal
B
acetylcholine
C
neurotransmitter
D
postsynaptisch membraan

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk onderdeel van ons zenuwstelsel activeert onze spieren?
A
animaal
B
orthosympatisch
C
parasympatisch
D
autonoom

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waar start de impuls om je skeletspieren te bewegen?
A
motorische cortex
B
sensorische cortex
C
kleine hersenen
D
hersenstam

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke neurotransmitter wordt gebruikt om het signaal naar de spier door te geven?
A
glutamaat
B
acetylcholine
C
nicotine
D
GABA

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neuron
In de afbeelding zie je een neuron. Verschillende synapsen maken contact met dit neuron. In de oranje axonuiteinden worden neurotransmitters afgegeven die zorgen voor depolarisaties in het membraan van het neuron. In de gele axonuiteinden zorgen de neurotransmitters voor hyperpolarisaties. Als alle synapsen neurotransmitter afgeven, wordt de impuls dan doorgegeven of niet of weet je het niet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
7.6 spieren en beweging
* je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
                       * drie typen weefsel
                       * bouw spier
                       * samentrekking spier
                        * aansturing spieren
* je kunt de effecten van doping en training beschrijven
* je kunt de uitvoering van een onderzoek en conclusies evalueren


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spieren en beweging
wat gebeurt er op het niveau van...
organen
weefsel
cel
molecuul 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spierweefsel
dwarsgestreept spierweefsel
* bewust te besturen (animale zs)
- sterke contractie maar snel moe
- skeletspieren, huidspieren
glad spierweefsel
* langwerpige cellen
- langzame contractie, niet snel moe (autonome zs)
hartspierweefsel
fibrillen liggen niet naast elkaar in vezel
- wordt nooit moe ;)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

motorische eenheid:
motorische eindplaatjes

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

groen: actine
paars: myosine

Ontspannen en samengetrokken sarcomeer 

Slide 14 - Tekstslide

De beweging die myosine maakt is te vergelijken met de beweging van roeiers in een roeiboot (zie ook 90C in Binas). Het in elkaar schuiven van de actine en myosine heeft als gevolg dat de hele myofibril verkort. Een spiervezel verkort wanneer alle myofibrillen tegelijk verkorten. Een spierbundel trekt samen als meerdere spiervezels samentrekken. Op deze manier kan jij je spieren gebruiken.

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
7.6 spieren en beweging
* je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
                       * drie typen weefsel
                       * bouw spier
                       * samentrekking spier
                       * aansturing spieren



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat:
Er zijn 3 typen spierweefsel nl. .......................(1), .......................(2) en ..........................(3) -spierweefsel.
Het ...................... (1) spierweefsel kan zich sterk samentrekken, maar wordt snel moe. Het wordt aangestuurd door het ...............................(4) zenuwstelsel. Het ........................(2) spierweefsel wordt niet snel moe en bevindt zich bijv. in ..........................(5).
Een spier is opgebouwd uit spierbundels die vervolgens bestaan uit ......................(6) Deze .........................(6) zijn opgebouwd uit .............................(7) Die bestaan uit twee eiwitfilamenten: Het dikkere...........................(8) en het dunnere .......................(9). Deze twee schuiven in elkaar. Zo'n eenheid noem je een ...............................(10)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aansturing 
Axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)

Hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)

Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aansturing 
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/ gaat je gezicht niet hangen


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht spiercontractie
opdracht van gisteren breiden we uit naar impulsoverdracht op de spier.
Hoe verloopt de impulsgeleiding van hersenen naar spier
Wat hebben we nog extra nodig?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

actine 
myosine 
tropomyosine 
troponine 

Slide 23 - Tekstslide

Deze verbinding komt tot stand wanneer er calcium vrijkomt in de myofibril. Rond de myofibrillen bevindt zich een specifiek soort endoplasmatisch reticulum, dat voorziet in het benodigde calcium. Calcium komt het lichaam binnen via voedsel. Het opnemen van calcium is een actief proces. Het afgeven van calcium is nodig om de samentrekking van spieren mogelijk te maken. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sensorisch neuron
sensorisch neuron cellichaam
schakelneuron
motor neuron
motorisch eindplaatje
synaps
receptor

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkopgaven 
68 t/m 77

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
Herhaling
afronden B6
oefenen met biologisch artikel
zelf werken

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lieke pakt een gewicht en traint er haar biceps mee. Daardoor worden er enkele motorische eenheden geactiveerd. Daarna verdubbelt zij het gewicht.
Leg uit of het aantal geactiveerde motorische eenheden verandert.
A
ja deze neemt toe
B
nee deze blijft gelijk

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met een microscoop kun je zien dat een dwarsgestreepte spiervezel bestaat uit afwisselend donkere en lichte banden.
In welke banden bevinden zich de actine- en myosinefilamenten?
A
donker:actine licht : myosine
B
licht actine donker myosine
C
licht: actine donker: myosine en actine
D
licht: myosine donker: actine en myosine

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de glycogeenkorrels tussen de spierfibrillen?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een astmapatiënt zijn de longen gevoelig voor prikkels. Een heftige prikkel zoals huidschilfers van huisdieren kan ervoor zorgen dat de spieren in de luchtwegen samentrekken, waardoor de patiënt het benauwd krijgt. Acetylcholine zorgt voor de contractie van deze spieren.
Astmapatiënten kunnen met behulp van een inhalator de luchtwegen weer wijder maken.

Hoe werkt de stof die zorgt voor de verwijding van de luchtwegen?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
7.6 spieren en beweging
* je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
                       * drie typen weefsel
                       * bouw spier
                       * samentrekking spier
                       * aansturing spieren



Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antagonisten
tegengestelde werking maar wel tegelijkertijd

een spier heeft een andere spier nodig om te kunnen ontspannen

als duo werken ze samen


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht artikel

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spier
Spiervezel
Pees
Spierbundel

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies