les 1 week 1 periode 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Startopdracht: Schrijven

Welkom allemaal!

Leg je spullen (etui, wisbordje, doekje, agenda) op de hoek van de tafel. Schrijf 5 zinnen over jouw vakantie. 

Wat voor activiteiten heb je gedaan, met wie heb je veel tijd doorgebracht, wat was het leukst en het minst leuk? Wat mis je het meest aan de vakantie? Schrijf in hele zinnen met leestekens! SCHRIJF ZOVEEL JE KAN TOT DE TIJD VOORBIJ IS.

Programma vandaag

• wederzijdse verwachtingen uitspreken
• huiswerk noteren
• startopdracht kort bespreken

• Fictie lezen!
• Voorkennis Leestekens
• Zelfstandig aan de slag

Wederzijdse verwachtingen

1. Heb je een vraag? Dan steek je jouw vinger op.

2. Je maakt je schoolwerk met als doel iets te leren.

3. Ik verwacht inzet, geen perfectie.

4. Je leidt geen anderen af. 

5. Je stelt vragen op momenten waarop dit kan.

6. Als je hulp nodig hebt, krijg je die. Maar niet op elk moment.

7. Je bent onderdeel van een groep en niet alleen op de wereld.

Huiswerk:

Noteer in jouw agenda: 

3C: Dinsdag 17 september

M. Opdr. 1-4 van Hfst. 7

 (Leestekens blz. 194)

Je hebt het eerste verhaal uit 3-Pak gelezen. 

Deze mag je lenen uit lokaal 6. 

KO: Werkwoorden P.13 staan in het schrift

Nederlands in leerjaar 3 + P1

In leerjaar 3 krijg je 8 onderdelen in 4 periodes (25% PTA).

In leerjaar 4 krijg je 6 onderdelen in 3 periodes (75% PTA).

Dit kunnen toetsen zijn in de SE-week, opdrachten die je moet inleveren of mondeling presenteren.

Elk onderdeel telt in leerjaar 3 ongeveer even zwaar mee voor het PTA. 

Periode 1: SO Spelling + SE Begrijpend Lezen.

Startopdracht bespreken

De docent kiest leerlingen uit en de opdrachten worden besproken.

Fictie Lezen (10 min. lezen, 3 min. bespreken)

10 minuten in stilte lezen

1.  Hoe begint het? Wie is de hoofdpersoon? Wat gebeurt er? Schrijf hele zinnen. Daarna uitwisselen!

De hoofdpersoon heet....

Pak je wisbordje erbij en schrijf per vraag A-B-C-D
1. Leestekens zijn:

1. alleen hoofdletters
2. hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
3. komma's, dubbele punt, aanhalingstekens
4. A,B en C zijn juist

In welke zin kloppen de leestekens?

1. Als jij niet gaat wil ik ook niet.
2. Ik heb hoofdpijn dus ik blijf thuis.
3. Waarom eet jij nooit bananen?
4. Hoe groot is jullie auto.

In welke zin kloppen de leestekens niet?

1. Neem je ook koffie, brood, en melk mee?
2. Ik ga morgen vragen hoe ik dit moet oplossen.
3. Waarom ga je niet lekker voetballen?
4. Kun je me uitleggen hoe ik dit op moet lossen?

Leestekens: een zin eindigt met ...

1. aanhalingstekens
2. een komma
3. een dubbele punt
4. een punt

In welke zin kloppen de leestekens niet?

1. Ben je nog steeds zo moe?
2. Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
3. Hij moet rennen want zijn bus komt eraan.
4. Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Doelen bij NL voor leerjaar 3

Schrijf in je schrift op wat jij al (heel) goed kan? 

Schrijf dit in hele zinnen op. 

Schrijf ook op waar jij beter in wilt worden of welk doel je voor jezelf hebt.

Voorbeeld: Ik wil beter worden in mijn Spelling/Begrijpend Lezen. Ik ben al heel goed in leestekens en in het lezen van fictieboeken. Ook wil ik mijn woordenschat vergroten. 

CUP-uren Nederlands

De CUP-uren Nederlands worden als volgt ingevuld: 

Leerlingen worden door docent en/of mentor vast ingeschreven voor een periode (niet meer per week verschillend). Dit met als doel de resultaten te verbeteren. 

Leerlingen mogen op eigen initiatief zich inschrijven met een gericht doel. 

Wie nog geen bibliotheekpas heeft? Neem hem mee!

Open je schrift en maak de opdrachten hieronder:

1. Schrijf onder elkaar in de kantlijn alle leestekens die je kent. Schrijf hierachter tussen haakjes hoe het leestekens eruit ziet. 

2. Schrijf er vervolgens achter wanneer je deze leestekens gebruikt.

3. Maak minimaal 3 zinnen waarin de leestekens voorkomen.

Voorbeeld: 

Koppelteken (-) Een verbindingsteken om 2 woorden aan elkaar te schrijven.

Ik heb voetbaltraining op dinsdag- en donderdagavond.

Startopdracht in het schrift

Maak het volgende verhaal af na de stippellijn: 

Minimaal 10 zinnen (Hoofdletter-punt)

"Ik loop door de bibliotheek. Het is midden in de nacht. Het enige dat ik bij mij heb is een zaklamp. Alle lichten zijn uit, mijn telefoon is leeg en er is niemand aanwezig, behalve de boeken.

De deuren zijn dicht. Ik ga op zoek naar een boek om mij te helpen.................................................

Lees de tekst

Lees eerst alleen de tekst.

Schrijf daarna de betekenis op van de dikgedrukte/onderstreepte woorden of schrijf een synoniem. Schrijf dan op wat het doel is van deze tekst.

Lees nu de theorie op blz. 194

Klopte de informatie die op je wisbordje staat? 

Zo niet, ga dit dan nogmaals leren voor vrijdag

Maak opdracht 1 t/m 4.

Open je boek en maak opdracht 1 t/m 4.

Je mag de opdrachten samen maken.

Je werkt tot de docent aangeeft dat je in mag pakken.