Les 2 week 1 NL leerjaar 3

Startopdracht in het schrift
Maak het volgende verhaal af na de stippellijn: 
Minimaal 10 zinnen (Hoofdletter-punt)
"Ik loop door de bibliotheek. Het is midden in de nacht. Het enige dat ik bij mij heb is een zaklamp. Alle lichten zijn uit, mijn telefoon is leeg en er is niemand aanwezig, behalve de boeken.
De deuren zijn dicht. Ik ga op zoek naar een boek om mij te helpen.................................................
timer
5:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht in het schrift
Maak het volgende verhaal af na de stippellijn: 
Minimaal 10 zinnen (Hoofdletter-punt)
"Ik loop door de bibliotheek. Het is midden in de nacht. Het enige dat ik bij mij heb is een zaklamp. Alle lichten zijn uit, mijn telefoon is leeg en er is niemand aanwezig, behalve de boeken.
De deuren zijn dicht. Ik ga op zoek naar een boek om mij te helpen.................................................
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Programma les 2 week 1
Tekst lezen met dikgedrukte woorden
Wisbordvragen
Hele zinnen met doelen voor dit jaar in het schrift.
Spelling
Kort verhaal schrijven, zonder leestekens
Lesdoel 1: Je (her)kent leestekens en kunt ze toepassen.
Lesdoel 2: Je herkent verschillen in soorten teksten. 



Slide 2 - Tekstslide

Lees de tekst
Lees eerst alleen de tekst.
Schrijf daarna de betekenis op van de dikgedrukte/onderstreepte woorden of schrijf een synoniem. Schrijf dan op wat het doel is van deze tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Op het blad dat je krijgt, staan 2 teksten (Tekst 1 en Tekst 2)
Vergelijk eerst naar de 2 titels en de 2 bronnen.
Vergelijk vervolgens de 2 inleidingen (dikgedrukt)
Lees nu de hele teksten (10 minuten)
Schrijf op hoe de teksten nog meer verschillen.
Als je klaar bent, overleg je dit met jouw buur en schrijf je dingen op die je van elkaar hoort. 

Slide 4 - Tekstslide

Pak je wisbordje erbij en schrijf per vraag A-B-C-D
1. Leestekens zijn:
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
komma's, dubbele punt, aanhalingstekens
D
A,B en C zijn juist

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Als jij niet gaat wil ik ook niet.
B
Ik heb hoofdpijn dus ik blijf thuis.
C
Waarom eet jij nooit bananen?
D
Hoe groot is jullie auto.

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Neem je ook koffie, brood, en melk mee?
B
Ik ga morgen vragen hoe ik dit moet oplossen.
C
Waarom ga je niet lekker voetballen?
D
Kun je me uitleggen hoe ik dit op moet lossen?

Slide 7 - Quizvraag

Leestekens: een zin eindigt met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 9 - Quizvraag

Doelen bij NL voor leerjaar 3
Schrijf in je schrift op wat jij al (heel) goed kan? 
Schrijf dit in hele zinnen op. 
Schrijf ook op waar jij beter in wilt worden of welk doel je voor jezelf hebt.
Voorbeeld: Ik wil beter worden in mijn Spelling/Begrijpend Lezen. Ik ben al heel goed in leestekens en in het lezen van fictieboeken. Ook wil ik mijn woordenschat vergroten. 

Slide 10 - Tekstslide

Kort verhaal: Huiswerk 19.9
Schrijf in je schrift de zinnen op de juiste manier. 
Gebruik eventueel jouw kennisoverzicht. 
Je mag in tweetallen werken, tenzij iemand er last van heeft. 

Als je klaar bent, vraag dan aan de docent een A5-blaadje. 
Schrijf hierop een verhaal, zonder leestekens. Je mag alles zelf verzinnen. Deze worden later onderling uitgewisseld!

Slide 11 - Tekstslide