Week 44 Nederlands

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mobiele telefoon in je tas! 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken in de les




  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen en huiswerk (ook als het huiswerk niet volledig is) niet op orde: BV/HV op Magister. 
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 4 - Tekstslide

Week 44  30 oktober t/m 
3 november 2023
  • Uitleg PTD. Planning. 
  • Weektaken huiswerk 
  • Een keer per week controle huiswerk. 
  • Lezen van boeken en lezen in de les.
  • Uitleg RTTI.
  •  ayyiw - code LessonUp
  • Alle communicatie via magister
  • Vervolg fictie
  • 14/11: boekentoets (2 boeken en theorie)

Slide 5 - Tekstslide

Weektaak 44
  • Lees de theorie op bladzijde 94
  • Maak opdracht 1, 2 en 4 op bladzijde 95
  • Maak opdracht 6 op bladzijde 96

Klaar? Maak leesmeters.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 6 - Tekstslide

Boekenlijst VWO 3
  • Dit schooljaar 4 boeken. R1 2x en R3 2x
  • Lezenvoordelijst.nl 12-15 jaar niveau 4.
  • Niveau => zie lijst, zie magister mail.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 7 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
SO
Luistervaardigheid/af
45 min
1
Nee
102
SO
Literatuur, fictie (H. 1 t/m H. 3) en schrijfvaardigheid (H. 2, 3 en 4)

45 min
1
Nee

Slide 8 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Poëzie en vormkenmerken.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:

  • Je leert hoe je een onderwerp uitwerkt tot een plot.
  • Je leert vertellen over je personages en je kunt de verschillende perspectieven benoemen.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Tekstslide

2. Plot of verhaallijn - verloop (p. 90)

Slide 13 - Tekstslide

2. Plot of verhaallijn - verloop
Een goede plot vat je samen in één kernzin of 'premisse'.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

RTTI
R = Reproductie
Vragen op reproductieniveau zijn vragen waarbij de leerling zelf niets wezenlijks toe hoeft te voegen aan datgene wat hij geleerd heeft. Met deze vragen kan inzichtelijk gemaakt worden of de leerling de geleerde stof kan reproduceren. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen reproduceren van warenkennis, gereedschapskennis, een stappenplan of de werking van apparatuur.

Slide 16 - Tekstslide

1 = Toepassingsgericht 1
Bij vragen en opdrachten op het niveau van toepassing 1 moet een leerling dat wat hij geleerd heeft kunnen toepassen in situaties die hij al geoefend heeft of in situaties die daar sterk op lijken. Op deze manier kan gekeken worden of de leerling de aangeleerde kennis – dat wil zeggen begrippen en stappenplannen – in deze situaties goed kan toepassen.

Slide 17 - Tekstslide

T2 = Toepassingsgericht 2
Vragen op het niveau van toepassing 2 gaan een stapje verder dan vragen op het niveau van toepassing 1. De leerling moet op dit niveau in nieuwe situaties of contexten zelf kunnen bepalen welke (onderdelen van) stappenplannen of methodes hij moet gebruiken. Hij moet combinaties maken en verbanden leggen.

Slide 18 - Tekstslide

I = Inzicht
De leerling krijgt geen methode, context of situatie aangeboden, maar alleen een vraagstuk. Hij moet zelf bepalen hoe hij het gaat aanpakken. De leerling heeft alleen de leerstof tot zijn beschikking om de vraag op te lossen. Hij laat zien dat hij vanuit verschillende, ook nieuwe, perspectieven kan denken.

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Je leert hoe je een onderwerp uitwerkt tot een plot.
  • Je leert vertellen over je personages en je kunt de verschillende perspectieven benoemen.

Slide 20 - Tekstslide

Poëzie p. 68
korter dan verhaal

gevoel opwekken
zorgvuldig formuleren
eigen interpretatie


Slide 21 - Tekstslide

Poëzie p. 68
vrijheid om zinnen vorm te geven



opzettelijke fouten
nieuwe woorden
ritme, rijm, of juist niet

gebruik van: stijlfiguren, beeldspraak, opvallende woorden, woorden met meerdere betekenissen




Slide 22 - Tekstslide

Poëzie p. 68
Stijlfiguren => zie bladzijde 42 en 43
Lees mee! Herhalingen en opsommingen slaan we even over.






Slide 23 - Tekstslide

Vorm en inhoud p. 64
Proza => lopende tekst (bepaald door formaat bladzijde). Voorbeeld.
Poëzie => de schrijver bepaalt het formaat.

Epiek => verhalende teksten  (sages, legendes, sprookjes)
Lyriek => verzamelnaam voor teksten met gevoel geen handelingen of tijd, alleen gevoel wordt beschreven
Dramatiek => teksten bedoeld voor toneel (menselijk conflict)

Slide 24 - Tekstslide

Begrippen
  • Literatuur versus lectuur
  • Uniek versus clichématig
  • Het literaire veld (uitgevers, recensenten, DWDD)
  • Literaire canon (lijst met 125 literaire werken)
  • Hoge en lage cultuur

Slide 25 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 26 - Tekstslide