Hoofdstuk 6 - Quiz 6.1+6.2+6.3+6.5

Hoofdstuk 6 Elektriciteit
Paragraaf 6.5 Energie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Elektriciteit
Paragraaf 6.5 Energie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de spanning?
A
2,3 V
B
11,5 V
C
23 V

Slide 2 - Quizvraag

De lampen zijn identiek.
Wat voor een schakeling is dit?
A
Serie schakeling
B
Parallel schakeling
C
Gemengde schakeling
D
Spanning schakeling

Slide 3 - Quizvraag

Je sluit een stofzuiger die je in Amerika hebt gekocht van 110 V aan op een stopcontact in Nederland. Wat gebeurt er?
A
Stofzuiger werkt goed.
B
Stofzuiger zuigt (te) zachtjes.
C
Stofzuiger gaat kapot.

Slide 4 - Quizvraag

Zet de omschrijving en de voorbeelden onder geleiders en isolatoren.
Geleiders
Isolatoren
Laat stroom wel door.
Laat stroom niet door.
glas
grafiet
hout
koper
lucht
ijzer

Slide 5 - Sleepvraag

Wat gebeurt er met het onderste lampje als je het bovenste lampje losdraait?
A
Dat gaat uit, want de stroomkring is onderbroken.
B
Dat gaat uit, want de spanning wordt te hoog voor één lampje.
C
Dat blijft branden, want de schakelaar blijft gesloten.
D
Dat blijft branden, want het zit na het onderste lampje in de stroomkring.

Slide 6 - Quizvraag

2 A = ... mA

40 V = ... kV
A
200 mA 0,4 kV
B
0,02 mA 4000 kV
C
2000 mA 0,04 kV
D
0,002 mA 40000 kV

Slide 7 - Quizvraag

Symbool voor de eenheid van vermogen
A
P
B
E
C
W
D
kWh

Slide 8 - Quizvraag

Wat gebeurt er met het onderste lampje als je het bovenste lampje losdraait?
A
Dat gaat uit, want de stroomkring is onderbroken.
B
Dat gaat uit, want de spanning wordt te hoog voor één lampje.
C
Dat blijft branden, want de schakelaar blijft gesloten.
D
Dat blijft branden, want het onderste lampje heeft een eigen stroomkring.

Slide 9 - Quizvraag

Lees de stroomsterkte af.
A
2,4 A
B
0,24 A
C
0,024 A

Slide 10 - Quizvraag

Een strijkijzer heeft een vermogen van 800 W. Het strijkijzer staat per maand 10 uur aan.
Hoeveel energie verbruikt hij per jaar?
A
96000 kWh
B
9600 kWh
C
960 kWh
D
96 kWh

Slide 11 - Quizvraag

De strijkijzer had een energieverbruik van 96 kWh.
De prijs van 1 kWh is € 0,23
Wat is de prijs?
A
€ 417,39
B
€ 417,40
C
€ 22,08
D
€ 22,09

Slide 12 - Quizvraag

Symbool voor de grootheid Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh

Slide 13 - Quizvraag

Geef van alle drie de onderstaande schakelingen aan of het een serie of een parallelschakeling is. 
Serie
Parallel

Slide 14 - Sleepvraag

Spanningsbronnen
- Wat doet een spanningsbron?
         Een spanningsbron zorgt voor de energie die een elektrisch apparaat                 nodig heeft om te werken.

- Voorbeelden van spanningsbronnen:
         * batterij (1,5 of 9 V)
         * accu (2,4 V tel. / 24 V auto)
         * stopcontact (230 V)

Slide 15 - Tekstslide

Spanningsmeter
Benaming: 
Officieel:        Spanningsmeter
Vaak:                Voltmeter (V)

Aansluiten en aflezen: 
Bij batterijen en accu's op = zetten (niet golfje)               = (gelijkspanning)   golfje (wisselspanning)
Altijd de - minkant (zwart) aansluiten.
Dan de + pluskant (een rode) aansluiten.
          * Bij hoogste (30 V) beginnen. Anders per ongeluk kapot.
          * Slaat de wijzer te weinig uit --> dan terug naar 15 V of zelfs 3 V.
          * Aflezen: houdt rekening met de schaal (30 V / 15 V / 3V)

Slide 16 - Tekstslide

Spanning
Grootheid en eenheid: 
Grootheid:     Spanning
Eenheid:         Volt (V)
Voorbeeld:     De spanning van een batterij is 1,5 Volt

Pluspool en minpool: 
Zowel bij een batterij als accu.
+ pluspool   (bij batterij het dopje op de bovenkant)
- minpool     (bij batterij de platte onderkant)

Zet je 2 batterijen met de pluspool aan de minpool achter elkaar (in serie) --> spanning optellen

Slide 17 - Tekstslide

Elektrische geleiding
- Geleider:
         Is een stof waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen gaat.
         Voorbeelden: koper, goud, ijzer, aluminium, brons en koolstof.

- Isolator:
         Is een stof waar een elektrische stroom niet of heel moeilijk doorheen               gaat.
         Voorbeelden: plastic, hout, lucht en glas.
         

Slide 18 - Tekstslide

Stroomkring
- Open of gesloten:
         Open stroomkring kan elektriciteit niet rondgaan. Apparaat werkt uit.
         Gesloten stroomkring kan elektriciteit rondgaan. Apparaat is aan.

- Open door:
         * schakelaar staat op uit;
         * mist een kabel;
         * een kapotte kabel of kapot apparaat.
         

Slide 19 - Tekstslide

Schakelschema
Symbolen: 
* uit je hoofd kennen;
* draden in rechte lijnen met rechte hoeken;
* zelfde volgorde als plaatje aanhouden.

Stroomrichting: 
* alleen als er een gesloten stroomkring is;
* van +kant batterij naar -kant.

Slide 20 - Tekstslide

Serieschakeling en parallelschakeling

Slide 21 - Tekstslide

Verschil serie- en parallelschakeling
- Serie:
         * alle apparaten in 1 stroomkring;
         * 1 apparaat uit/kapot --> alle apparaten uit;
         * spanning batterij wordt verdeeld over de apparaten.

- Parallel:
         * alle apparaten hebben hun eigen stroomkring;
         * 1 apparaat uit/kapot --> andere apparaten blijven aan;
         * ieder apparaat krijgt dezelfde spanning als de batterij.         

Slide 22 - Tekstslide

Batterijen in serie of parallel schakelen?
- Serie:
         
         * voordeel: de spanningen optellen;
         * nadeel: gaat niet langer mee door meer batterijen;

- Parallel:
         * voordeel: gaat langer mee;
         * nadeel: spanning blijft gelijk (niet optellen);
          

Slide 23 - Tekstslide

Verschil serie- en parallelschakeling
- Serie:
         * stroomsterkte (ampère) overal hetzelfde;
         * spanning (volt) verdeeld.
         
- Parallel:
         * stroomsterkte (ampère) verdeeld;
         * spanning (volt) overal hetzelfde.     

Slide 24 - Tekstslide

De formule: Elektrische energie

Slide 25 - Tekstslide

De prijs van elektrische energie
- Eerst met formule   E= P x t    de hoeveelheid gebruikte elektrische energie uitrekenen:
      * let op: P in (kW)
      * let op: t in (h)

         


- Dan het antwoord vermenigvuldigen (keer) de prijs van 1 kWh:
      * let op: antwoorden in euro's altijd met 2 decimalen

    

Slide 26 - Tekstslide