Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord 2 mavo Nieuw Nederlands Spelling

DOEL:
Aan het eind van de les:
-weet je hoe je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijft
- weet je het verschil tussen stoffelijke en onstoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DOEL:
Aan het eind van de les:
-weet je hoe je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijft
- weet je het verschil tussen stoffelijke en onstoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
- Je omschrijft hoe iets is of eruit ziet
(De aardige mevrouw)

- Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord
( Die meneer is rijk)

Slide 2 - Tekstslide

De rozen zijn mooi

Het meisje is lief                

De man is dik         

Het raam is vies         



De mooie rozen           

Het lieve meisje      

De dikke man        

Het vieze raam           

Slide 3 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.


Deze bijvoeglijke naamwoorden kennen maar 1 vorm en eindigt meestal op -en:

  • de zilveren ring
  • de gouden medaille
  • het stenen muurtje
  • maar: het nylon tasje


Slide 4 - Tekstslide

uitzonderingen!!
-en altijd weg
een plastic bal
een platina plaat
-en vaak weg
het kunstof kozijn
een badstof handdoek
de rubber hamer

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord?

Het vliegtuig is ...
A
landen
B
geland
C
gelant
D
gelande

Slide 6 - Quizvraag

Vul het juiste woord in.

Het ... vliegtuig kwam uit Canada.
A
landde
B
geland
C
gelandde
D
gelande

Slide 7 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
een zelfstandig naamwoord.

De mooie ring was van goud.
mooi = bijvoeglijk naamwoord, want het zegt iets over de ring.
Het gelande vliegtuig kwam uit Canada.
gelande = bijvoeglijk naamwoord, want het zegt iets over het vliegtuig

Slide 8 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden
Hoe schrijf je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

Sterke werkwoorden  -> hetzelfde als het voltooid deelwoord.

Zwakke werkwoorden -> een -e achter het voltooid deelwoord                                                          én zo kort mogelijk

Slide 9 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden  -> hetzelfde als het voltooid deelwoord.

Voorbeeld: 
Smelten =>         Mijn ijsje is gesmolten  -  Het gesmolten ijsje
Helpen =>            De man is geholpen - De geholpen man

Slide 10 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden -> een -e achter het voltooid deelwoord                                                          én zo kort mogelijk
Voorbeeld: 
Redden =>     De drenkeling is gered  -  De geredde drenkeling
Verloten =>    De prijzen zijn verloot    -  De verlote prijzen

Slide 11 - Tekstslide

Vul het goede woord in:

De foto is ...
A
vergrot
B
vergrote
C
vergroot
D
vergroten

Slide 12 - Quizvraag

De ... foto werd opgehangen.
A
vergroot
B
vergrote
C
vergroten
D
vergrootten

Slide 13 - Quizvraag

De ... taart was heel lekker.
A
gebakken
B
gebakke
C
gebakt
D
gebaken

Slide 14 - Quizvraag

(uitstellen)
De ... toets werd niet meer ingehaald.

Slide 15 - Open vraag

(inpakken)
Het ... cadeau is voor mijn moeder.

Slide 16 - Open vraag