a) Bij het opendraaien van de fles valt de druk in de fles weg. Het gas is niet langer samengeperst, waardoor de [CO2(g)] lager wordt. Hierdoor verschuift het evenwicht naar rechts en neemt de [CO2(aq)] ook af. Daardoor ontsnapt er gas uit de oplossing en zie je belletjes ontstaan.
b) Als je de dop wel op de fles terugdraait, ontsnapt er net zolang CO2 uit de frisdrank tot voldoende druk is opgebouwd om een nieuw evenwicht in te stellen. Wanneer je de dop niet op de fles draait, kan alle CO2 uit de fles ontsnappen en loopt het evenwicht af naar rechts. De concentratie CO2 in de lucht is namelijk erg laag.
Slide 4 - Tekstslide
9
Slide 5 - Tekstslide
10
A
Slide 6 - Tekstslide
11a
Slide 7 - Tekstslide
11a
Slide 8 - Tekstslide
11a
b) O2(aq) ⇄ O2(g)
c) Als de oplosbaarheid van zuurstof in water afneemt, verschuift het evenwicht naar rechts. Bij een temperatuurstijging verschuift het evenwicht naar de endotherme kant. Rechts is dus de endotherme kant van het proces. Dat betekent dat het proces naar links, het oplossen, exotherm is. Het oplossen van zuurstof is dus een exotherm proces.
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoelen 6.3 Zuren en basen in water
Je kunt een zuur-basereactie herkennen als een reactie waarbij H+-ionen worden overgedragen van een zuur naar een base.
Je kunt de reactievergelijking opstellen van het ioniseren in water van zuren en basen.
Je kunt de zuurgraad van een oplossing in verband brengen met de aanwezigheid van OH−-ionen of H+-ionen.
Slide 10 - Tekstslide
Eigenschappen van zuren
Zuren zijn meestal moleculaire stoffen
Fasetoestand (bij 20 °C) verschilt per zuur:
Fosforzuur: vast
Salpeterzuur & zwavelzuur: vloeibaar
Waterstofchloride: gasvormig
Slide 11 - Tekstslide
Gedrag van zuren in water
Een zuur kan een H⁺-ion afstaan
In water ontstaat een zure oplossing:
Vorming van H₃O⁺ (vereenvoudigd als H⁺)
Vorming van een zuurrestion (bijv. Cl⁻ bij HCl)
Slide 12 - Tekstslide
ionisatie
Ionisatie: proces waarbij zuren in oplossing ionen vormen
vereenvoudigd: HCl(g) → H⁺(aq) + Cl⁻(aq)
waterstofchlordide: HCl
zoutzuur (oplossing van waterstofchloride): H+ + Cl- (en H2O)
Slide 13 - Tekstslide
Soorten zuren
Eénwaardig zuur: 1 H⁺ per molecuul (afstaan)
Voorbeeld salpeterzuur: HNO₃ → H⁺ + NO₃⁻
Tweewaardig zuur: twee H⁺ per molecuul (afstaan)
Voorbeeld zwavelzuur H₂SO₄ → 2 H⁺ + SO₄²⁻
Drie waardig zuur: drie H⁺ per molecuul (afstaan)
Voorbeeld fosforzuur H₃PO₄ → 3 H⁺ + PO₄³⁻
Slide 14 - Tekstslide
Bijzonder geval: Koolzuur
Instabiel zuur
Ontleedt in water en koolstofdioxide:
H₂CO₃(aq) ⇄ H₂O(l) + CO₂(aq)
Slide 15 - Tekstslide
Zuren, belangrijk!
Elke zure oplossing bevat H⁺-ionen
Hoe hoger de H⁺-concentratie, hoe zuurder de oplossing
Slide 16 - Tekstslide
Organische zuren
Organische zuren = carbonzuren, bevatten een –COOH-groep (carboxylgroep)
Methaanzuur (HCOOH (l)) is het eenvoudigste organische zuur
Ook bekend als mierenzuur, komt voor bij mieren en brandnetels
Ionisatie van organische zuren: Alleen het H-atoom van de –COOH-groep wordt als H⁺ afgesplitst.
Slide 17 - Tekstslide
Organische zuren
Als je een organisch zuur oplost in water, ontstaat een chemisch evenwicht:
Organische zuren ioniseren slechts gedeeltelijk
of vereenvoudigd: HCOOH(aq) ⇄ H+(aq) + HCOO−(aq)
Het evenwicht ligt hier naar links: dat wil zeggen lage concentratie H⁺-ionen en HCOO− ionen
Slide 18 - Tekstslide
Dit was alles over zuren, zijn er vragen?
Slide 19 - Tekstslide
Basen
Base: het tegenovergestelde van een zuur.
Op microniveau: een deeltje dat een H⁺-ion kan opnemen.
Bij oplossen in water: neemt een H⁺-ion op van een watermolecuul. Vorming van OH⁻-ionen, waardoor de oplossing basisch wordt.
Hoe hoger de OH⁻-concentratie, hoe basischer de oplossing.
Slide 20 - Tekstslide
Basen (2)
Veel basen zijn negatieve ionen.
Zouten met negatieve basische ionen zijn basische stoffen (bijv. natriumcarbonaat).
Namen en formules van enkele basen -->
Slide 21 - Tekstslide
Basen, voorbeeld:
Natriumcarbonaat is goed oplosbaar in water:
Na2CO3(s) → 2 Na+(aq) + CO32−(aq)
Vervolgens treedt een zuurbasereactie op:
Bij het oplossen van hydroxidezouten ontstaan ook OH−-ionen. Dit betekent dat bijvoorbeeld een oplossing van natriumhydroxide in water, natronloog, een basische oplossing is.
Slide 22 - Tekstslide
Basen, voorbeeld (metaaloxiden):
Metaaloxiden bevatten oxide-ionen (O²⁻), die reageren als base.
Bij oplossen in water: zuur-basereactie met vorming van OH⁻-ionen.
Voorbeeld:
Andere voorbeelden: kaliumoxide, calciumoxide, bariumoxide.
Niet alle metaaloxiden reageren met water (lage oplosbaarheid).
Slide 23 - Tekstslide
zuurgraad
Water kan zowel als zuur als base reageren.
In zuiver water altijd een kleine hoeveelheid H⁺ en OH⁻ aanwezig.
Evenwicht:
Het evenwicht van deze reactie ligt sterk links.
Slide 24 - Tekstslide
zuurgraad
Zure oplossingen:
Bevatten H⁺-ionen.
Concentratie van OH⁻ is verwaarloosbaar klein.
Hoe zuurder de oplossing, hoe hoger [H⁺] en hoe hoger de zuurgraad.
Basische oplossingen:
Bevatten OH⁻-ionen.
Concentratie van H⁺ is verwaarloosbaar klein.
Hoe basischer de oplossing, hoe hoger [OH⁻] en hoe lager de zuurgraad.
Neutrale oplossingen:
Concentratie van [H⁺] is gelijk aan [OH⁻].
Beide concentraties zijn verwaarloosbaar klein.
Slide 25 - Tekstslide
gemeenschappelijke kenmerken zuren/basen
Zure oplossingen:
Ze zijn zuur van smaak.
Ze geleiden de elektrische stroom (geladen deeltjes die vrij kunnen bewegen: H+ en zuurrestion).
Ze reageren met (onedele) metalen en basische zouten.
Basische oplossingen:
Ze voelen zeepachtig aan.
Ze geleiden de elektrische stroom (positieve ionen en OH- ionen).
Ze reageren met (onedele) metalen en vetten.
In zuiver water is de concentratie H+ en OH− zo laag, dat het elektrische geleidingsvermogen verwaarloosbaar klein is.
Slide 26 - Tekstslide
Maken: 1 t/m 5 (blz 153)
Klaar? maak de rest van de opgaven ook.
Slide 27 - Tekstslide
1
a) deeltje dat een H+-ion kan afstaan
b) deeltje dat een H+-ion kan opnemen
Slide 28 - Tekstslide
2
Slide 29 - Tekstslide
2
Slide 30 - Tekstslide
3
Slide 31 - Tekstslide
3
Slide 32 - Tekstslide
4
a) H+(aq) of H3O+(aq)
b) H+(aq) + Cl−(aq)
c) OH−(aq)
d) Na+(aq) + OH−(aq)
e) Dan is de zuurgraad ook hoog.
Slide 33 - Tekstslide
4
f) In alle zure oplossingen zijn H+-ionen en zuurrestionen aanwezig. Deze ionen kunnen in de oplossing vrij bewegen. In alle basische oplossingen zijn OH−-ionen en positieve ionen aanwezig. Deze ionen kunnen in de oplossing vrij bewegen. Daarmee voldoen deze oplossingen, net zoals bij zoutoplossingen, aan de voorwaarde voor stroomgeleiding: de aanwezigheid van geladen deeltjes die vrij kunnen bewegen.
Slide 34 - Tekstslide
5
a)
b)
Slide 35 - Tekstslide
zuren en basen in hoge concentratie
Slide 36 - Tekstslide
Zuur base reactie
Zuur: Een deeltje dat een H⁺-ion kan afstaan, ook wel H⁺-donor.
Base: Een deeltje dat een H⁺-ion kan opnemen, ook wel H⁺-acceptor.
Zuur-basereactie: bij een reactie tussen een zuur en een base wordt het H⁺-ion van het zuur overgedragen aan de base.
Reacties vinden meestal plaats in oplossing, maar kunnen ook optreden tussen gassen of vaste stoffen.
Elke reactie waarbij een H⁺-ion van het ene deeltje naar het andere gaat, valt onder zuur-basereacties.
Slide 37 - Tekstslide
Zuur base reactie, voorbeeld 1
In waterkokers ontstaat na verloop van tijd kalkaanslag, CaCO3(s). Met schoonmaakazijn kun je deze kalkaanslag verwijderen. Hierbij vindt de volgende reactie plaats: CaCO3(s) + 2 CH3COOH(aq) → Ca2+(aq) + H2O(l) + CO2(g) + 2 CH3COO−(aq) Leg uit, aan de hand van de formules in de reactievergelijking, of deze reactie een zuur-basereactie is.
Slide 38 - Tekstslide
Voorbeeld 1
Hierbij vindt de volgende reactie plaats:
CaCO3(s) + 2 CH3COOH(aq) → Ca2+(aq) + H2O(l) + CO2(g) + 2 CH3COO−(aq) Leg uit, aan de hand van de formules in de reactievergelijking, of deze reactie een zuur-basereactie is.
Aan de reactievergelijking kun je zien dat een molecuul CH3COOH een H+-ion heeft afgestaan. Na de pijl staat immers het CH3COO−-ion. De afgestane H+-ionen worden opgenomen door de CO32−-ionen die aanwezig zijn in CaCO3. Hierbij ontstaan moleculen H2O en CO2.
Er is sprake van overdracht van H+-ionen van een zuur (CH3COOH) naar een base (CO32-).
De gegeven reactie van het ontkalken met schoonmaakazijn is dus een zuur-basereactie.
Slide 39 - Tekstslide
Zuur base reactie, voorbeeld 1
In waterkokers ontstaat na verloop van tijd kalkaanslag, CaCO3(s). Met schoonmaakazijn kun je deze kalkaanslag verwijderen. Hierbij vindt de volgende reactie plaats: CaCO3(s) + 2 CH3COOH(aq) → Ca2+(aq) + H2O(l) + CO2(g) + 2 CH3COO−(aq) Leg uit, aan de hand van de formules in de reactievergelijking, of deze reactie een zuur-basereactie is.
Slide 40 - Tekstslide
Maken: 6 t/m 10 (blz 153)
Klaar? maak 12, 13 en 14
Slide 41 - Tekstslide
6
a) dit is een zuur-basereactie
b) dit is géén zuur-basereactie
c) dit is een zuur-basereactie
d) dit is géén zuur-basereactie
Slide 42 - Tekstslide
7
a) O2-
b) CO32-
c) HCO3-
d) OH-
Slide 43 - Tekstslide
8
a) HNO3(l) → H+ (aq) + NO3−(aq)
of HNO3(l) + H2O(l) → H3O+ (aq) + NO3−(aq)
b) CH3COOH(l) → CH3COOH(aq)
c) CH3COOH(aq) + H2O(l) ⇄ H3O+(aq) + CH3COO−(aq)
of CH3COOH(aq) ⇄ H+ (aq) + CH3COO− (aq)
Slide 44 - Tekstslide
10
a) Ca(OH)2(s) → Ca2+(aq) + 2 OH− (aq)
Na het oplossen zijn OH− -ionen aanwezig in de oplossing. De oplossing is dus basisch.
b) Na het oplossen van het zout reageren de ontstane sulfide-ionen als base met water.
Na2S(s) → 2 Na+ (aq) + S2− (aq)
S2−(aq) + H2O(l) → HS− (aq) + OH− (aq)
Na de reactie met water zijn OH−-ionen aanwezig in de oplossing. De oplossing is dus basisch.
Slide 45 - Tekstslide
12
a) H+ -ionen staan aan de rechterkant van het evenwicht. Bij een toename van het aantal H+-ionen verschuift het evenwicht naar de andere kant, dat is dus naar links.
b) De extra H+ -ionen zullen reageren met HCO3− -ionen. Hierdoor blijft de concentratie H+ in het water (nagenoeg) constant.
Slide 46 - Tekstslide
13
a) Het gevormde ammoniumchloride is een zout en is opgebouwd uit NH4+ -ionen en Cl− -ionen. De Cl−-ionen zijn ontstaan doordat HCl-moleculen H+-ionen hebben afgestaan. Deze H+-ionen worden opgenomen door NH3-moleculen waardoor de NH4+ -ionen worden gevormd. HCl reageert dus als zuur en NH3 reageert als base. Dit is dus een zuur-basereactie.
b) ammoniak: gevaarlijke dampen
waterstofchloride: bijtend
Slide 47 - Tekstslide
14
a) positieve ionen (en watermoleculen)
b) In schoonmaakazijn zijn H+-ionen aanwezig. Deze H+-ionen zullen in een zuur-basereactie reageren met de OH−-ionen in chloorbleekloog. De concentratie OH−-ionen in chloorbleekloog zal hierdoor dalen, waardoor de reactie naar links minder snel verloopt. Het evenwicht verschuift dan naar rechts en er zal dus meer chloor worden gevormd. En zal er dus ook meer chloorgas uit de chloorbleekloog vrijkomen.