Belangrijkste H6

Belangrijkste H6
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Belangrijkste H6

Slide 1 - Tekstslide

De Golfstroom (1)
Langs het westen van Europa loopt een warme zeestroom (de Golfstroom) 
Deze stroming brengt warm zeewater van de evenaar naar het noorden.

Slide 2 - Tekstslide

De Golfstroom (2)
Eenmaal in het noorden aangekomen is de Golfstroom afgekoeld en stroomt als koude zeestroom langs Noord-Amerika.

Slide 3 - Tekstslide

Noorwegen
Griekenland
B49

Slide 4 - Tekstslide

NL
Nederland ligt in de gematigde zone.
Afrika
Het continent Afrika ligt in de luchtstreken: de tropen (warme lucht) en gematigde zone.
Zuidpool
De zuidpool ligt in de poolstreken. Dit is een hele koude luchtstreek.
Zon
Op de evenaar vallen zonnestralen loodrecht op het aardoppervlak. Bij de polen vallen de zonnestralen schuin op het aardoppervlak. Schuine zonnestralen geven minder warmte dan loodrechte.

Slide 5 - Tekstslide

Europa heeft 4 grote schiereilanden:
1- het Iberisch Schiereiland (Spanje+Portugal)
2- Italië 
3- Scandinavisch Schiereiland
4- Griekenland 

Slide 6 - Tekstslide

Temperatuur en reliëf
Het reliëf heeft invloed op de temperatuur
De temperatuur gaat per 100 m. met 0,6 °C omlaag 
(1km omhoog = 6 °C kouder)
Onthouden: hoe hoger hoe kouder!
aantekening

Slide 7 - Tekstslide

Waarom is het kouder boven op een berg? 
Hoger is toch dichter bij de zon?
De zon verwarmt niet de lucht maar het aardoppervlak. Lucht neemt bijna geen zonnewarmte op, het aardoppervlak wel. De lucht wordt dus vanaf de grond opgewarmd! Hoe verder je van het aardoppervlak zit, hoe kouder. De zon staat bovendien 150 miljoen kilometer van de aarde... die bergtop maakt niks uit op die afstand.

Een andere reden voor de lage temperatuur op de berg is dat de lucht daar dunner is, ook wel ijler genoemd. Er is minder lucht, daardoor is de luchtdruk lager en worden de luchtdeeltjes minder samengedrukt dan onderaan de berg. Hoe minder lucht wordt samengedrukt, hoe kouder het is.  

Slide 8 - Tekstslide

Reliëf & temperatuur
- Scandinavisch Hoogland heeft een noord-zuidligging.
- In Bergen is het nooit heel koud. Dat komt door de invloed van de Golfstroom en de westenwinden.
- Verder naar het oosten ligt Lillehammer, daar is het ‘s winters erg koud, de aanlandige wind heeft daar geen invloed meer. --- De Noorse havens vriezen niet dicht, maar die in Zweden, aan de oostkust, wel.


- In de zomer is het in Noorwegen juist koeler en in Zweden warmer.
- Het verband tussen reliëf en temperatuur is: hoe hoger, hoe kouder, per 100 m omhoog gaat de temperatuur met 0,6 ºC naar beneden. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Neerslag en reliëf
Een gebergte kan de scheiding vormen tussen een gebied waar het veel regent en een droog gebied.
Hoe werkt het?
Vochtige lucht van zee moet opstijgen tegen een gebergte. Lucht die opstijgt koelt af (hoe hoger hoe kouder) en het gaat regenen: stuwingsregen

De natte kant van een gebergte heet: loefzijde (windkant)
Aan de andere kant van het gebergte valt bijna geen neerslag omdat de lucht hier weer daalt. Dalende lucht warmt op, waterdruppels worden weer waterdamp: het is hier droog. We zeggen ook wel dat dit gebied in de regenschaduw ligt.
De droge kant van een gebergte heet: lijzijde

Kijk op de volgende dia om de tekening te zien die dit uitlegt.

Slide 11 - Tekstslide

Reliëf & neerslag
- Door de bergen ontstaan stuwingsregens aan de Noorse westkust.
Het regent daardoor veel. 
- Aan de andere kant valt minder neerslag.
Dit is de kant van de regenschaduw. 


- Als er geen bergen zijn, kunnen aanlandige winden ver het binnenland binnendringen. Dit komt veel voor in het laagland van
West- en Oost-Europa. Hoe verder naar het oosten, hoe minder neerslag
de winden kunnen meenemen. 

- Zelfs in het vlakke Nederland speelt reliëf een rol. In gebieden die hoger
liggen valt meer neerslag, zoals Zuid-Limburg en de Veluwe.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

B73:klimaten
Cf = zeeklimaat
Cs = middelandse zeeklimaat
Df= landklimaat
B= droog klimaat 
ET= Toendra klimaat
EH= Hooggebergte klimaat
f= hele jaar neerslag
s=droge zomer
T=toendra en H= hoogebergte

Slide 15 - Tekstslide

Nog een ezelsbruggetje
A = APEN, apen zitten in het tropisch regenwoud
B = BLOEDHEET, het is heet in de woestijn
C = CEE (ZEE) KLIMAAT voor iemand die slist
D = duitsLAND, heeft een land klimaat
E = EXTREEM KOUD, het is koud op de polen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Broeikaseffect

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

AK Dimensies B14

Slide 25 - Tekstslide