Examenkatern Criminaliteit

Examenkatern weer verdelen in twee delen?
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Examenkatern weer verdelen in twee delen?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1.2 Soorten Criminaliteit
Onderscheid tussen overtreding en misdrijf.
Overtreding is een lichte schending van de wet. Bijvoorbeeld wildplassen, burenoverlast en openbare dronkenschap.
Een misdrijf is een zware schending van de wet. Bijvoorbeeld vernieling, inbraak en moord.

Slide 4 - Tekstslide

Welke straffen?
Voor een overtreding gelden lagere maximumstraffen. 
Max. één jaar in hechtenis in een Huis van Bewaring.
Voor een misdrijf gelden zwaardere vrijheidsstraffen in een gevangenis. Hoe zwaarder het delict, hoe zwaarder de straf.
Levenslang is de zwaarste straf. Na 25 jaar een herbeoordeling mogelijk. 
Voor een misdrijf krijg je een strafblad. Gevolgen: je wordt geregistreerd bij de politie en justitie. Voor veel stageplekken, opleidingen en banen moet je een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) laten zien. Sommige beroepen mag je niet doen met een strafblad.
Bij een misdrijf zijn ook poging tot en medeplichtigheid zijn strafbaar.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Blz. 14 en 15, vul de begrippen en de samenvatting in.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Blz. 24 en 25: vul de begrippen en de samenvatting in.

Blz. 26: maak de examenopgaven van hoofdstuk 1 en 2.
Blz. 28: maak de opdrachten bij de tabellen en grafieken.

Slide 11 - Tekstslide

3.1 Wie worden crimineel?
Risicofactoren die de kans op bepaald (crimineel) gedrag vergroten: psychische problemen, onveilige opvoeding, groepsdruk, alcohol- en drugsgebruik.
Beschermende factoren zijn bijvoorbeeld werk en onderwijs, relatie en gezin, sociale vaardigheden.

Recidivist: persoon die steeds opnieuw strafbare feiten pleegt.

Slide 12 - Tekstslide

Theorieën over criminaliteit
Er zijn veel theorieen die proberen criminaliteit te verklaren. Die theorieen zouden kunnen helpen criminaliteit aan te pakken of te voorkomen.
  •  Aangeleerd-gedragtheorie
  • Bindingstheorie
  • Rationele-keuzetheorie (gelegenheid maakt de dief)
  • Etikettentheorie
  • Anomietheorie
  • Neutraliseringstheorie

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
Blz. 38 en 39: vul de begrippen en de samenvatting in.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken van de rechtsstaat
  • Er is een grondwet.
  • De burger heeft grondrechten.
  • De overheid moet zich aan de wet houden. Legaliteitsbeginsel.
  • Rechtszekerheid - Rechtsgelijkheid
  • Onafhankelijke rechterlijke macht

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Blz. 50 en 51: vul de begrippen en de samenvatting in.

Maak de examenopgaven op blz. 52 en 53

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Hoe lang kun je worden vastgehouden?
Na aanhouding voor verhoor max. 9 uur. Hierbij worden de uren tussen 00.00 en 9.00 niet meegerekend. In totaal dus 18 uur op het politiebureau.
De officier van justitie kan toestemming verlenen om dit te verlengen (tweemaal drie dagen). Dit heet inverzekeringstelling.

Wil de OvJ een verdachte langer vasthouden moet de rechter-commissaris van de politie dit goedkeuren. Dan gaat de verdachte in voorlopige hechtenis in een Huis van Bewaring.
Dit is maximaal 14 dagen, verlengd met drie keer 30 dagen. In totaal dus 110 dagen en 9 uur.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 5
Blz. 50 en 51: vul de begrippen en de samenvatting in.

Maak de examenopgaven op blz. 52 en 53

Slide 25 - Tekstslide

6.1 De politie
Taken van de politie:
  • Handhaven openbare orde.
  • Hulpverlening.
  • Opsporing.
  • Preventie.
  • Dienstverlening.
  • Opstellen proces verbaal.
Bevoegdheden van de politie:
  • Verdachte staande houden.
  • Bekeuring geven.
  • Verdachte aanhouden.
  • Verdachte vasthouden.
  • Verdachte fouilleren.
  • Wapens dragen en geweld gebruiken.

Slide 26 - Tekstslide

6.1 De politie
Zware opsporingsmiddelen zoals huiszoeking of internetverkeer afluisteren mag alleen met toestemming van de officier van justitie of de rechter-commissaris.

BOA's; buitengewone opsporingsambtenaren helpen de politie bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid.


Slide 27 - Tekstslide

6.1 De politie
Grenzen aan de bevoegdheden;

Rechtsbescherming, de burger is beschermt tegen willekeur.

rechtshandhaving, politie moet zorgen voor orde en veiligheid.

Dit kan soms moeilijk zijn, bijvoorbeeld bij de identificatieplicht.


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Hoofdstuk 6
Maak de begrippen en de samenvatting op blz. 72 en 73.

Maak de examenopgaven van hoofdstuk 5 en 6 op blz. 74 en 75.

Slide 31 - Tekstslide

De dagvaarding
Als de OvJ besluit een verdachte te vervolgen komt er een dagvaarding. Dit is een oproep om voor de rechter te verschijnen.
Er zijn drie rechterlijke instanties:
  • de rechtbanken
  • de gerechtshoven
  • de Hoge Raad

Slide 32 - Tekstslide

De dagvaarding
In Nederland zijn 11 regio's met elk een rechtbank. Elke rechtbank heeft verschillende strafrechters:
De kantonrechter; lichte overtredingen.
De politierechter; overtredingen en lichte misdrijven.
De meervoudige kamer; zwaardere en ingewikkelde misdrijven.

Slide 33 - Tekstslide

De dagvaarding
Gerechtshoven; na een vonnis van een strafrechter kan de veroordeelde in hoger beroep gaan.
In Nederland in Amsterdam, Arnhem-Leeuwarden, Den Haag en Den Bosch.
Gerechtshof is een meervoudige kamer.

Hoge Raad; één in Nederland. Verdachte of OM kan in beroep gaan tegen een uitspraak van het gerechtshof; in cassatie gaan.  Hoge raad bekijkt hoe rechters vergelijkbare zaken hebben geoordeeld. Daarvoor kijkt de Hoge Raad naar de jurisprudentie.

Als de Hoge Raad vindt dat er geen fouten zijn gemaakt blijft de uitspraak geldig.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Hoofdstuk 7
Maak de begrippen en de samenvatting op blz. 84 en 85.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Rechten van het slachtoffer
Slachtoffers hebben in het strafrecht een aantal rechten:
  • Schadevergoeding
  • Spreekrecht
  • Slachtofferhulp
  • Recht op informatie

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Maak de begrippen en de samenvatting op blz. 96 en 97.

Maak de examenopgaven op blz. 98 en 99.

Slide 43 - Tekstslide

Met welk beleid ben je het eens? Minder criminaliteit of minder vrijheid?
Welke gevolgen aanpakken? Materiële of immateriële gevolgen?
En welke politieke visies passen?

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Hoofdstuk 9
Maak de begrippen en de samenvatting op blz. 110 en 111.

Maak de examenopgaven op blz. 112 en 113.

Maak de examenopgaven over alle hoofdstukken, blz. 114, 115 en 116.

Slide 48 - Tekstslide