Taalles 31 maart

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Taalles thema 6, week 4, les 15

Beschikken over

Beschikken over

Betrekkelijk

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Olijk

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Olijk

Schemerig

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Olijk

Schemerig

Spreken is zilver, zwijgen is goud

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Olijk

Schemerig

Spreken is zilver, zwijgen is goud

Van de regen in de drup 

komen

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Olijk

Schemerig

Spreken is zilver, zwijgen is goud

Van de regen in de drup 

komen

Het verband

Beschikken over

Betrekkelijk

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

Knorren

Olijk

Schemerig

Spreken is zilver, zwijgen is goud

Van de regen in de drup 

komen

Het verband

De wenk

Rood = A

Blauw = B

 Geel = C

Beschikken over

A) macht hebben over

B) bezitten, beheersen

C) genoeg geld hebben 

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Beschikken over

A) macht hebben over

B) bezitten, beheersen

C) genoeg geld hebben 

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

A) Iemand die snel iets begrijpt

B) Iemand die alle talen kan verstaan

C) Iemand die gebaren taal kan 

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

A) Iemand die snel iets begrijpt

B) Iemand die alle talen kan verstaan

C) Iemand die gebaren taal kan 

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Olijk

A) Brutaal

B) Grappig

C) Snel

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Olijk

A) Brutaal

B) Grappig

C) Snel

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Schemerig

A) Beetje donker worden

B) De zonsopgang

C) De schaduw

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Schemerig

A) Beetje donker worden

B) De zonsopgang

C) De schaduw

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Spreken is zilver, zwijgen is goud

A) Goud is een mooiere kleur dan zilver

B) Soms is het beter om ergens niks over te zeggen

C) Je kunt beter altijd eerlijk zijn

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Spreken is zilver, zwijgen is goud

A) Goud is een mooiere kleur dan zilver

B) Soms is het beter om ergens niks over te zeggen

C) Je kunt beter altijd eerlijk zijn

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Van de regen in de drup komen

A) Iets wordt steeds beter

B) Het gaat wat zachter regenen

C) Van een vervelende situatie in een andere vervelende situatie komen

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Van de regen in de drup komen

A) Iets wordt steeds beter

B) Het gaat wat zachter regenen

C) Van een vervelende situatie in een andere vervelende situatie komen

Rood = A

Blauw = B

Geel = C

Woordzoeker