1HV S21 Ch 7CD temps libre

Coucou! Comment allez-vous?
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Coucou! Comment allez-vous?

Slide 1 - Tekstslide

We gaan overhoren!
Hoe goed heb je de woordjes geleerd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Traduis: zeker

Slide 3 - Open vraag

Traduis: winnen

Slide 4 - Open vraag

Traduis: het team

Slide 5 - Open vraag

de zomer

Slide 6 - Open vraag

Traduis: drummen

Slide 7 - Open vraag

Traduis: de vrijetijdsbesteding

Slide 8 - Open vraag

Traduis: al

Slide 9 - Open vraag

Traduis: een boek lezen

Slide 10 - Open vraag

Oefenen voor mondeling: Parler de ton temps libre
Lees mee en zeg na:
P. 96 Boek B

Slide 11 - Tekstslide

Vertaling

Slide 12 - Tekstslide

Tu fais du sport ?

Slide 13 - Tekstslide

Bron D Grammaire
Le verbe 'Faire'  P. 98
je fais
tu fais
il/ elle/ on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Faire du sport = sporten
Om te vertellen in het Frans  welk sport jij beoefent
 gebruik je een vorm van 
FAIRE  +
DU / DE LA / DE L' 
je fais de la natation = ik zwem
tu fais du foot = jij voetbalt
...etc  

Slide 16 - Tekstslide

je fais du / de la / de l' 
du met mannelijke sportnamen

 
de la met vrouwelijke sportnamen


de l'   als de sportnaam met een klinker / stomme h begint


Slide 17 - Tekstslide

les sports en français

Slide 18 - Woordweb

Les sports en français
on lit ensemble :
le football, le ski, le tennis, le hockey, le patinage, la danse, le cheval, 
le vélo, la pétanque
le rugby, le football américain
le canoé, la gymnastique
la natation,  l'équitation

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

C'est quel sport ?
A
le hand-ball
B
le rugby
C
le basket
D
le foot

Slide 21 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
la pétanque
B
le badminton
C
l'escrime
D
le tennis

Slide 22 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
la natation
B
le water polo
C
le polo
D
le pool

Slide 23 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
le kungfu
B
le taekwondo
C
le karaté
D
l'aéro-kick

Slide 24 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
le ballon chasseur
B
le hand-ball
C
le rugby
D
le foot

Slide 25 - Quizvraag

Je fais ......foot
A
de la
B
du
C
de l'

Slide 26 - Quizvraag

Tu fais.....natation
A
du
B
de l'
C
de la

Slide 27 - Quizvraag

Claudine fait .....équitation
A
de la
B
de l'
C
du

Slide 28 - Quizvraag

Nous faisons.....taekwondo
A
du
B
de la
C
de l'

Slide 29 - Quizvraag

Vous .....du tennis
A
fais
B
faitez
C
faisez
D
faites

Slide 30 - Quizvraag

Béatrice ......du ski.
A
faite
B
fais
C
fai
D
fait

Slide 31 - Quizvraag

Tu .....du hockey sur glace.
A
faise
B
faites
C
fais
D
fait

Slide 32 - Quizvraag

Odette et sa soeur ..... de la gym.
A
fait
B
font
C
faites
D
faisons

Slide 33 - Quizvraag

Léon et Aurélie .....de la danse.
A
vont
B
sont
C
font
D
ont

Slide 34 - Quizvraag

Faire 
être       avoir        aller       faire
ils sont   ils ont    ils vont     ils font
Oh là là !!!
Hoe kun jij alles onthouden ?

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

être

het werkwoord met 
3 x s s s
Je suis
Nous sommes 
Ils / elles sont
avoir 

het rijtje begint
altijd
met een klinker 
J'ai, tu as, il a
nous avons, vous avez, 
ils/elles ont

Slide 38 - Tekstslide

aller

het werkwoord met de
V
je vais, tu vas, il va
nous allons, vous allez
ils vont 
faire

het werkwoord met 
F
fais, fais, fait,
faisons, faites, 
font

Slide 39 - Tekstslide

Je ..... du shopping à Valkenburg.
A
vais
B
fais

Slide 40 - Quizvraag

Flora et Sonia .....au collège.
A
vont
B
font

Slide 41 - Quizvraag

Sonia et Noémie .....des devoirs.
A
font
B
vont

Slide 42 - Quizvraag

Traduis: ik fiets

Slide 43 - Open vraag

Traduis: zij voetballen

Slide 44 - Open vraag

Traduis: Victor tennist

Slide 45 - Open vraag

Traduis: jij hockeyt

Slide 46 - Open vraag

Traduis: wij dansen

Slide 47 - Open vraag

Elle fait quoi ?

Slide 48 - Tekstslide

 Ils font quoi ?

Slide 49 - Tekstslide

Et toi, tu fais quel sport ?

Slide 50 - Tekstslide