1A2 le 25 juin

Tu fais du sport ?
Tu es sportif?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tu fais du sport ?
Tu es sportif?

Slide 1 - Tekstslide

les sports en français

Slide 2 - Woordweb

Les sports en français :
le basket, le volley, le foot
le rugby, le football américain
le judo, le karaté, le kung-fu,
le tir à l'arc, le vélo,
la danse, la gymnastique, la natation,
l'athlétisme, le cheval, l'escalade,

Slide 3 - Tekstslide

Faire
je fais
tu fais
il/ elle/ on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Faire du sport = sporten
Vorm van 'Faire'  +
DU / DE LA / DE L' 
je fais de la natation = ik zwem
tu fais du foot = jij voetbalt
...etc  

Slide 6 - Tekstslide

je fais du / de la /de l' 
du met mannelijke sportnamen

 
de la met vrouwelijke sportnamen


de l'   als de sportnaam met een klinker / stomme h begint


Slide 7 - Tekstslide

Je fais ......foot
A
de la
B
du
C
de l'

Slide 8 - Quizvraag

Tu fais.....natation
A
du
B
de l'
C
de la

Slide 9 - Quizvraag

Claudine fait ..... escalade
A
de la
B
de l'
C
du

Slide 10 - Quizvraag

Vous .....du tennis
A
fais
B
faitez
C
faisez
D
faites

Slide 11 - Quizvraag

Béatrice ......du ski.
A
faite
B
fais
C
fai
D
fait

Slide 12 - Quizvraag

Tu .....du hockey sur glace.
A
faise
B
faites
C
fais
D
fait

Slide 13 - Quizvraag

Odette et sa soeur ..... de la gym.
A
fait
B
font
C
faites
D
faisons

Slide 14 - Quizvraag

Léon et Aurélie .....de la danse.
A
vont
B
sont
C
font
D
ont

Slide 15 - Quizvraag

Faire 
être       avoir        aller       faire
ils sont   ils ont    ils vont     ils font
Oh là là !!!
Hoe kun jij alles onthouden ?

Slide 16 - Tekstslide

aller

het werkwoord met de
V
je vais, tu vas, il va
nous allons, vous allez
ils vont 
faire

het werkwoord met 
F
fais, fais, fait,
faisons, faites, 
font

Slide 17 - Tekstslide

Nous .....du badminton.
A
font
B
vont
C
sommes
D
faisons

Slide 18 - Quizvraag

vertaal in het Frans : ik zwem

Slide 19 - Open vraag

Vertaal : zij voetballen (vr)

Slide 20 - Open vraag

Vertaal : Victor tennist

Slide 21 - Open vraag

Vertaal : Jij hockeyt

Slide 22 - Open vraag

Vertaal : wij fietsen

Slide 23 - Open vraag

Bedenk weer een Franse zin
- C'est qui?
- Quel sport?
- Quand?
- Avec qui?

Slide 24 - Tekstslide

Elle fait quoi ?
Bedenk zelf de Franse zin...

Slide 25 - Tekstslide

 Ils font quoi ?
Bedenk zelf de Franse zin...
sport stond in de lijst aan het begin... 

Slide 26 - Tekstslide

Elles font quoi ? 
Bedenk zelf de Franse zin...
sport stond in de lijst...

Slide 27 - Tekstslide

 Il fait quoi ?
En français ...

Slide 28 - Tekstslide

Et toi, tu fais quel sport ?
Schrijf in het Frans welk sport jij beoefent...

Slide 29 - Tekstslide