4.2 Kracht en versnelling

4.2 Kracht en versnelling
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.2 Kracht en versnelling

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leer je:
  • Hoe krachten snelheid kunnen veranderen
  • Waar versnelling van afhangt
  • Vallend voorwerp slaan we over (  )
  • De groene dia's zijn voor Tom en Mitchel

Slide 2 - Tekstslide

Constante snelheid
  • Als de nettokracht op een voorwerp 0 (nul) is, dan is er geen verandering in snelheid.
  • Toch moet je een kracht toepassen om met een constante snelheid te fietsen omdat er tegenwerkende krachten zijn.
  • Bij een constante snelheid is de stuwkracht even groot als de tegenwerkende kracht.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een constante beweging
A
een beweging waarbij de snelheid groter wordt
B
een beweging waarbij de snelheid kleiner wordt
C
een beweging waarbij de snelheid hetzelfde blijft

Slide 4 - Quizvraag

Kracht
Een motor levert  aandrijfkracht. hierdoor ga je vooruit. 
Dit wordt tegengewerkt door rolwrijving en luchtwrijving. Dit remt je af.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe groot is de motorkracht (aandrijfkracht) van de auto tijdens de versnelling, in vergelijking met de nettokracht?

De motorkracht tijdens de versnelling is groter dan / kleiner dan / gelijk aan de nettokracht, omdat:

A
groter dan, omdat nettokracht = motorkracht - wrijvingskracht
B
kleiner dan, omdat nettokracht = motorkracht + wrijvingskracht
C
gelijk aan, omdat nettokracht = motorkracht - wrijvingskracht

Slide 6 - Quizvraag

Voortstuwende en tegenwerkende krachten
Er zijn tegenwerkende krachten:
- Luchtwrijving 
- Rolwrijving
en voortstuwende krachten:
- zwaartekracht
- kracht van een motor
- duwkracht

Slide 7 - Tekstslide

Hoe verander je snelheid?
Als je harder gaat fietsen versnel je. 
De duwkracht wordt dan groter dan
de tegenwerkende krachten.
Als je remt vertraag je. De tegenwerkende 
krachten worden dan groter dan de 
duwkracht

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens het fietsen zijn de tegenwerkende krachten in totaal 50 N. De elektromotor levert een kracht van 20 N. wat is de spierkracht die Trudie moet leveren om de snelheid constant te houden?
A
70 N
B
50 N
C
30 N
D
20 N

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurt er met een voorwerp als:
De voortstuwende kracht groter is dan alle tegenwerkende krachten samen:
A
Het versnelt
B
Het vertraagd
C
De snelheid blijft constant

Slide 10 - Quizvraag

Snelheid-tijd diagram 
Verandering in snelheid geef je 
weer in een snelheid / tijd diagram.
Ga je sneller -> lijn omhoog
Snelheid gelijk -> horizaontale lijn
Ga je langzamer -> lijn omlaag

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ziet een snelheid-tijd-grafiek (v,t) van een versnelling eruit?
A
Horizontale lijn
B
schuine rechte lijn omlaag
C
Schuine rechte lijn omhoog

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt verder werken aan je opdrachten in je boek

Slide 13 - Tekstslide