Club

A: altijd een slechte adem
of
B: Altijd scheten laten
A
A
B
B
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
FriesBasisschoolGroep 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

A: altijd een slechte adem
of
B: Altijd scheten laten
A
A
B
B

Slide 1 - Quizvraag

A: jeuk hebben
of
B: pijn hebben
A
A
B
B

Slide 2 - Quizvraag

A: altijd zingend praten
of
B: na elk woord dat je uitspreekt 2 seconden wachten.
A
A
B
B

Slide 3 - Quizvraag

A:1,20 kort zijn (Harm)
of
B: 2.20 lang zijn (Lars)
A
A
B
B

Slide 4 - Quizvraag

A: non stop plassen
of
B: non stop poepen
A
A
B
B

Slide 5 - Quizvraag

A: Nooit meer social media gebruiken
of
B: Nooit meer een film/serie kijken.
A
A
B
B

Slide 6 - Quizvraag

A: Confetti boeren.
of
B: Glitter scheten laten.
A
A
B
B

Slide 7 - Quizvraag

A: Altijd een kleine trui dragen
of
B: altijd te grote schoenen dragen.
A
A
B
B

Slide 8 - Quizvraag

A: geen bezoekers op je bruiloft
of
B: Geen bezoekers op je begrafenis.
A
A
B
B

Slide 9 - Quizvraag

A: alleen maar fluisteren
of
B: alleen maar schreeuwen
A
A
B
B

Slide 10 - Quizvraag

A: benen zo lang als je vingers
of
B: je vingers zo lang als je benen.
A
A
B
B

Slide 11 - Quizvraag

A: nooit meer pizza
of
B: nooit meer PATAT
A
A
B
B

Slide 12 - Quizvraag

A: op een lego blokje staan
of
B: of je telefoonbotje stoten.
A
A
B
B

Slide 13 - Quizvraag

A: Nooit meer films/series kijken
of
B: nooit meer muziek luisteren.
A
A
B
B
C
C

Slide 14 - Quizvraag

A: vreemd gaan
of
B: stelen
A
A
B
B

Slide 15 - Quizvraag

A: 2 keer zo klein zijn
of
B: 2 keer zo zwaar zijn
A
A
B
B

Slide 16 - Quizvraag

A: natte sokken dragen
of
B: nat onder goed dragen
A
A
B
B

Slide 17 - Quizvraag

A: je vliegreizen zijn gratis
of
B: je kunt alles eten zonder dik te worden
A
A
B
B

Slide 18 - Quizvraag

A: poep eten met een chocolade smaak
of
B: chocolade eten met een poep smaak
A
A
B
B

Slide 19 - Quizvraag

A: niet kunnen proeven
of
B: niet kunnen ruiken
A
A
B
B

Slide 20 - Quizvraag

A: blind zijn
of
B: doof zijn

A
A
B
B

Slide 21 - Quizvraag

A: een scheet laten in het openbaar
of
een boer laten in het openbaar
A
A
B
B

Slide 22 - Quizvraag

A: 5 jaar in de gevangenis zitten
of
A: elke week 5 jaar in elkaar geslagen worden
A
A
B
B

Slide 23 - Quizvraag

A: kaal zijn
of
B: te veel lichaam beharing hebben
A
A
B
B

Slide 24 - Quizvraag

A: om het leven komen door een verdrinking
of
B; om het leven komen door een bevriezing
A
A
B
B

Slide 25 - Quizvraag

A: een prinses zijn
of
B: een zeemeermin zijn
A
A
B
B

Slide 26 - Quizvraag