Herhaling 8.1 en 8.2

Even checken....
Wat weet je nog van hoofdstuk 8?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Even checken....
Wat weet je nog van hoofdstuk 8?

Slide 1 - Tekstslide

Ander woord voor export is ...
A
import
B
uitvoer
C
transport
D
handel

Slide 2 - Quizvraag

Import of export?
'Action' koopt producten uit China.

A
import
B
export

Slide 3 - Quizvraag

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.

A
import
B
export
C
niks, je bent op vakantie
D
inflatie, je doet aan inflatie

Slide 4 - Quizvraag

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.
C
dat er meer import is
D
dat je van je oude spullen afkomt

Slide 5 - Quizvraag

Wat exporteren wij naar het buitenland?

Slide 6 - Woordweb

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.
C
je hoeft niets meer te doen, ze komen alles brengen
D
je kunt tenminste lekker eten: chinees, mexicaans etc.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen exporteren en wederuitvoer?

Slide 9 - Open vraag

15. 
16. Weet je niet meer wat
exportquote is bekijk dan 
het filmpje.

Vraag = export van Nederland naar VS dus A en C kunnen niet
B kan je berekenen Nationaal inkomen per hoofd X bevolking en is niet Nld - VS dus ook fout
D
Exportqoute: Exportwaarde/ nationaal inkomen (BBP)  X 100
Uit opdracht 52 % van het NI wordt dus geexporteerd.
€ 640 miljard / 100 X 52 = € 338 miljard is de exportwaarde. (1P)
Naar Amerika € 13,52 miljard. Hoeveel % van totale exportwaarde naar VS . Dus welke formule?
Heel goed!!   deel / geheel X 100

( € 13,52 miljard / € 338 miljard ) X 100 = 4%

Slide 10 - Tekstslide

Betalingsbalans: positief of negatief

Positief saldo:
Als onze totale uitvoerwaarde groter is dan de invoerwaarde, heeft Nederland een overschot op de betalingsbalans.

Negatief saldo:
Als een land meer importeert dan exporteert, dan is er een tekort op de betalingsbalans.

Slide 11 - Tekstslide

Een overzicht van alle betalingen en ontvangsten uit het buitenland noem je de betalingsbalans.
Waar of niet waar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans

Slide 13 - Quizvraag

DE EUROPESE UNIE

Slide 14 - Tekstslide

In alle landen van de Europese unie kun je met de euro betalen.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Welke afspraak is er in de
Europese Unie NIÉT gemaakt?
A
Vrij verkeer van kapitaal
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van wisselkoersen
D
Vrij verkeer van goederen en diensten

Slide 16 - Quizvraag

In de Europese Unie (EU) is geen vrijhandel.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag


Welk land heeft laatst de Europese Unie verlaten?
A
België
B
Groot Brittannië
C
Kroatië
D
Zwitserland

Slide 18 - Quizvraag

Er zijn 25 landen lid van de Europese Unie.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag