6-1 Spanningsbronnen

6-1 Spanning (blz. 65) 
SPOORBOEKJE
5 min - Lesdoelen
20 min - Introductieopdracht
20 min - Uitleg -Spanningsbronnen
10 min - Practicum: 
           Spanning meten
10 min - Quiz 
Zelfstandig werken:
In de digitale methode paragraaf 6.1


Wat heb je nodig? Pen, potlood, schrift, werkboek B, telefoon.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6-1 Spanning (blz. 65) 
SPOORBOEKJE
5 min - Lesdoelen
20 min - Introductieopdracht
20 min - Uitleg -Spanningsbronnen
10 min - Practicum: 
           Spanning meten
10 min - Quiz 
Zelfstandig werken:
In de digitale methode paragraaf 6.1


Wat heb je nodig? Pen, potlood, schrift, werkboek B, telefoon.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
- Ik weet wat een spanningsbron is.
- Ik weet wat spanning is.
- Ik kan spanning meten.
- Ik weet wat de spanning van het lichtnet is.
- Ik weet wat meetbereik is.

Slide 2 - Tekstslide

Werk netjes in je schrift

Slide 3 - Tekstslide

Wat zou jij 
missen als er
geen stroom meer
was?
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Spanning
  • Spanning is de hoeveelheid energie 
        wat een spanningsbron kan leveren.
  • Spanning wordt in volt gemeten.
  • Het symbool voor volt is V.
  • In Europa is de spanning van een stopcontact 230 V

Slide 5 - Tekstslide

Aansluitpunten
  • Een spanningsbron heeft twee aansluitpunten.
  • De minpool en de pluspool.
  • De aansluitpunten van een stopcontact heten fase en nul.

Slide 6 - Tekstslide

Voltmeter
  • Spanning meet je met een spanningsmeter. 
  • Een andere naam voor spanningsmeter is voltmeter.

Slide 7 - Tekstslide

  • Een voltmeter heeft een min-aansluiting (zwart)
  • Een of meerdere plus-aansluitingen (rood)
  • Een schaalverdeling met een wijzer.
  • Naast een rood aansluitpunt staat de maximale spanning die je kunt meten. Dit noem je het meetbereik.

Slide 8 - Tekstslide

Energie
  • Niet elke spanningsbron levert evenveel energie.
  • De grootte van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren.

Slide 9 - Tekstslide

Spanning meten

Slide 10 - Tekstslide

De elektrische stroom gaat altijd van de spanningsbron naar het apparaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

In een afvoerdraad werkt een schakelaar niet, want de elektronen zijn al door het apparaat gegaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor voordeel heeft een dikke batterij?
A
Het gaat langer mee
B
Het levert een hogere spanning
C
Het levert meer stroom
D
Het past in de nodige apparaten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de maximale meetbereik
A
0V
B
3V
C
15V
D
18V

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de voltmeter-lesing?

Slide 15 - Tekstslide

Welke lesdoel vind je nog lastig?
Ik weet nog niet wat een spanningsbron is.
Ik weet nog niet wat spanning is.
Ik kan spanning nog echt niet meten.
Ik weet nog niet wat de spanning van het lichtnet is
Ik weet niet wat meetbereik is
Geen probleem... ik begrijp alles.

Slide 16 - Poll

Zelfstandig werken
Digitale opdrachten van 
paragraaf 6.1

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag