4.2 Verlichting: theorie en praktijk

De Verlichting
Leerdoel: Ik kan uitleggen welke kritiek de Verlichtingsfilosofen op de absolute heersers hadden en welke ideeën zij hadden over politiek en bestuur
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De Verlichting
Leerdoel: Ik kan uitleggen welke kritiek de Verlichtingsfilosofen op de absolute heersers hadden en welke ideeën zij hadden over politiek en bestuur

Slide 1 - Tekstslide

Voor vandaag...
  • Uitleg 4.2
  • Quiz
  • Socrative 

Slide 2 - Tekstslide

De rede wordt steeds moeilijker
  • Allerlei uitvinders zoals Huygens en Newton zorgden voor het rationalisme=> je verstand is de bron van kennis. 
  • Nu gaan mensen ook nadenken over mogelijke verbeteringen in bestuur en maatschappij=> Verlichtings filosofen. 
  • Wie mag het land besturen?
  • En hoe moet dat gebeuren?
  • Mag je iemand zomaar afpakken?
  • Wat geeft iemand het recht om belasting te innen?

Slide 3 - Tekstslide

De rede wordt steeds moeilijker

  • De invloed van de kerk nam af. 
  • Discussies over hoe, wie er in het bestuur moesten en over de samenleving.
  • Periode de Verlichting

Slide 4 - Tekstslide

John Locke
en het natuurrecht
  • Ieder mens is bij de geboorte heeft een 'onbeschreven blad'  -> iedereen is gelijk
  • De natuurwetten bepalen dat alle mensen recht hebben op ‘leven, vrijheid en bezit’. => vorsten moeten die rechten respecteren.
  • Tegen absolutisme.
  • De vorst regeert namens het volk, het volk respecteert de wetten.  Een vorst die de rechten van het volk niet respecteerde mocht afgezet worden. 
  • Zag dat Lodewijk XIV zijn absolute macht steeds vergrootte.

Slide 5 - Tekstslide

Situatie in Engeland 
'Glorious Revolution'
  • Koning Karel I luistert niet naar het parlement -> tijdje zonder koning -> burgeroorlog
  • Toch wel een koning! Jacobus
  • Parlement zette Jacobus af, omdat hij volgens hen meer macht wilde. De Nederlandse stadhouder Willem III verjaagde met leger de koning en werd koning van Engeland. 
  • Willem III regeerde met instemming parlement=> The Bill of Rights (afspraken)
Nederlandse stadhouder Willem III, en Mary Stuart dochter van koning Jacobus

Slide 6 - Tekstslide

De volgende denker past bij de Verlichting...
A
Karl Marx
B
Rousseau
C
Voltaire
D
Lodewijk XIV

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de volgende Filosofen horen bij de verlichting?
A
Voltaire
B
Spinoza
C
Socrates
D
Plato

Slide 8 - Quizvraag

Wie hoort bij Trias politica
A
Robespierre
B
Voltaire
C
Montesquieu
D
Rousseau

Slide 9 - Quizvraag

Welke van de filosofen hoor niet bij de Verlichting?
A
John Locke
B
Voltaire
C
Rousseau
D
Karl Marx

Slide 10 - Quizvraag

Hieronder staan enkele zinnen die bij absolute vorsten of bij verlichte denkers horen. Welke zinnen horen ALLEEN bij verlichte denkers?
1. Als bestuurders niet goed besturen, mag het volk ze door anderen vervangen;
2. De macht van de overheid moet verdeeld worden tussen de regering, het parlement en de rechters;
3. Een koning hoeft zijn besluiten aan niemand uit te leggen;
4. Elke staat moet een grondwet hebben, waarin staat hoe het land wordt geregeerd.
5. Vorsten hebben hun macht gekregen van God.
6. Koning en ministers hebben hun macht van het volk gekregen.
A
Zin 1, 2, 4 en 6
B
Zin 1, 3, 4 en 6
C
Zin 2, 3, 4 en 6
D
zin 1, 2, 3 en 5

Slide 11 - Quizvraag

Hoort deze afbeelding bij de verlichting?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Hoe werden de ideeën van de verlichting verspreid?
A
Deze ideeën werden gedrukt in boeken en kranten.
B
Er werd op de radio verteld over deze ideeën.
C
Universiteiten gingen lesgeven over de ideeën.
D
Verlichtte denkers bespraken de ideeën in salons.

Slide 13 - Quizvraag

Het idee van de volkssoevereiniteit past het best bij
A
Montesquieu
B
Locke
C
Rousseau
D
Voltaire

Slide 14 - Quizvraag

Descartes was een filosoof die bekend werd door de uitspraak: Ik denk, dus ik besta.

Waarom past deze uitspraak zo goed bij de Verlichting?


A
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes een groot vertrouwen had in de kracht van de natuur.
B
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes geloofde in de kracht van het verstand.
C
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes geloofde in de kracht van God de Schepper die alles maakt.
D
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes weinig vertrouwen had in het bestuderen van de Bijbelverhalen.

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitspraak over John Locke is onjuist?
A
Locke vond dat alle mensen gelijk geboren werden
B
Locke was een Engelse verlichtingsfilosoof
C
Locke was een voorstander van absolutisme

Slide 16 - Quizvraag

De verlichtingsfilosoof John Locke was een voorstander van het absolutisme.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Link