betrekkelijk voornaamwoord (13-14-15 rvl)

Grammatica blok 4
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica blok 4

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je aanwijzend voornaamwoord even herhaald
- heb je de woordsoort betrekkelijk voornaamwoord geleerd en geoefend. 

Slide 2 - Tekstslide

Vul een aanwijzend voornaamwoord in:

... gorilla ziet er gevaarlijk uit!

Slide 3 - Open vraag

Vul een aanwijzend voornaamwoord in:

... wijn past heel goed bij ... vlees

Slide 4 - Open vraag

Vul een aanwijzend voornaamwoord in:

Kijk! ... vogel vliegt hard!

Slide 5 - Open vraag

Betrekkelijk voornaamwoord
verwijst terug naar een woord of een woordgroepje dat er vlak voor staat. 
Er zijn twee betrekkelijke voornaamwoorden: die en dat

De vrouw die daar loopt, is onze buurvouw.
Die verwijst naar de vrouw

Slide 6 - Tekstslide

Let op:
die & dat kunnen dus betrekkelijk voornaamwoord én aanwijzend voornaamwoord zijn! 

De vrouw die daar loopt, is onze buurvouw.
Die verwijst naar de vrouw

Slide 7 - Tekstslide

Vul het juiste betrekkelijk vnw in:

Het antwoord ... hij gaf, was goed.

Slide 8 - Open vraag

Vul het juiste betrekkelijk vnw in:

De toets ... ik gemaakt heb, telt 10 x mee.

Slide 9 - Open vraag

Vul het juiste betrekkelijk vnw in:

Mag ik het kettinkje terug ... je geleend hebt?

Slide 10 - Open vraag

Wat vind je van mijn nieuwe jurk?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Die aanbieding kon ik niet laten liggen!
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

De vraag die ik kreeg over fotosynthese, kon ik niet beantwoorden.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Hoorde jij die knal ook?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Maak een zin met een betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 15 - Open vraag

Maak een zin met een vragend voornaamwoord.

Slide 16 - Open vraag

maak een zin met een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 17 - Open vraag

huiswerk
Opdracht 13-14-15
blz 199 -200

Slide 18 - Tekstslide