markt en overheid hoofdstuk 5 en 6

markt en overheid
Hoofdstuk 5 en 6

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

markt en overheid
Hoofdstuk 5 en 6

Slide 1 - Tekstslide

Vragen??
hoofdstuk 1 t/m 4

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Wat doet de overheid nog meer voor de markt?

Slide 3 - Tekstslide

Toezichthouders vanuit de overheid
Consument en bedrijf beschermen door onpartijdige instituten die er op toezien dat wetten en regels worden nageleefd.

- NVWA, Nederlandse Voedsel- en Waren autoriteit
- ACM, Autoriteit consument en markt
-AFM, Autoriteit financiële markten

Slide 4 - Tekstslide

Warenwet/NVWA
In de Warenwet staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid. De NVWA controleert of iedereen zich aan de warenwet houdt.

Slide 5 - Tekstslide

ACM
ACM betekent Autoriteit Consument & Markt.

Dit is een overheidsinstelling die erop toeziet dat consumentenbelangen worden beschermd en dat bedrijven eerlijk met elkaar concurreren.

Slide 6 - Tekstslide

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

De AFM is een onafhankelijke gedragstoezichthouder en maakt zich sterk voor eerlijke en transparante financiële markten. Samen met De Nederlandsche Bank (DNB) draagt de AFM bij aan duurzaam financieel welzijn in Nederland.

Slide 7 - Tekstslide

Octrooi of patent 
De overheid vindt innovatie belangrijk (bijvoorbeeld bij medicijnen en technologie).
Om innovatie aan te moedigen is het mogelijk om een octrooi (=patent) aan te vragen.
Hierdoor wordt concurrentie tijdelijk uitgesloten van de markt en ontstaat een monopolie positie voor de producent.

Slide 8 - Tekstslide

Meeliftgedrag
Meeliftgedrag :
Profiteren van de 
inspanning van 
een ander

Slide 9 - Tekstslide

Begrippen over samenwerking
Zelfbinding: "een keuze" maken uit strategisch onderhandel oogpunt 
(bijv. CAO-onderhandelingen)

Normbesef: sociale norm heb je je aan te houden. 
(bijv. Buurtfeest? Iedereen komt, dat is "normaal".)

Collectieve dwang: deelname afdwingen, door iets te verplichten
(bijv. koop je een appartement? verplicht onderhoud door de VVE)

Slide 10 - Tekstslide

Collectieve Goederen
Collectieve goederen worden door de overheid gemaakt en zijn voor iedereen beschikbaar. Niet uitsluitbaar en niet rivaliserend.

Slide 11 - Tekstslide

Quasi-collectieve goederen
Individuele goederen die door de overheid worden geleverd, en niet door het bedrijfsleven, noemen we quasi-collectieve goederen.

Waarom doet de overheid dit zelf? 
Het bedrijfsleven kan het niet zelf (te duur), de overheid wil het gebruik stimuleren, de kwaliteit of prijs waarborgen of de toegankelijkheid garanderen voor lage inkomens.

Voorbeelden: onderwijs, zorg of spoorwegen en autowegen.


Waarom is het onderwijs Quasi-collectief?
Het zou mogelijk zijn om al het onderwijs alleen te verkopen als een individueel goed door alle scholen te privatiseren. Er zouden dan alleen nog maar privéscholen zijn. Dit zou ertoe leiden dat sommige kinderen zouden worden uitgesloten van onderwijs en dat alleen kinderen van rijkere ouders naar goede scholen zouden kunnen gaan. Om dit te voorkomen levert de overheid onderwijs: onderwijs wordt zo voor ieder kind toegankelijk. Onderwijs is zo een quasi-collectief goed: het is een goed dat ook alleen verkocht zou kunnen worden door particuliere bedrijven, maar toch door de overheid wordt geleverd.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld van positieve externe effecten is vaccinatie voor besmettelijke ziekten. Niet alleen degene die wordt ingeënt profiteert, maar de hele samenleving. 


Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld negatief extern effect
Eten van de Mcdonalds 
Onbedoelde bijkomende effecten: 


  • Mensen worden dik door de consumptie -> hogere zorgkosten. 
  • De productie van al dat vlees is slecht voor het milieu. 
  • Die negatieve effecten worden niet doorberekend in de prijs. 

Slide 15 - Tekstslide

Waarom grijpt de overheid in bij externe effecten?
  • De overheid grijpt in om de negatieve externe effecten zoveel mogelijk te beperken.

Wat kan de overheid voor maatregelen nemen om deze negatieve externe effecten te beperken?
  1.  Accijns
  2.  Vliegtax (Een belasting op vliegtickets waardoor deze duurder worden.)

Slide 16 - Tekstslide

Soorten innovatie
Product innovatie: Het product zelf wordt vernieuwd
Proces innovatie: Het proces waarmee het product wordt gemaakt wordt vernieuwd

Kapitaalbesparende: Er is minder kapitaal nodig om het product te leveren
Arbeidsbesparende: Er is minder arbeid nodig om het product te leveren
Milieubesparende: De innovatie is beter voor het milieu

Slide 17 - Tekstslide

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Slide 18 - Tekstslide

3 p's
- People: menselijke aspecten binnen en buiten het bedrijf (vb. zit/sta bureau, geld voor 'ontwikkeling', gezond eten op het werk, geld voor fitness abbo)

- Planet: gevolgen voor het milieu en onze planet (negatieve externe effecten)
- Profit: Hoe is de winst behaald en wat doet men ermee? (duurzaam produceren)

Slide 19 - Tekstslide

Duurzaam produceren
  • Duurzaam produceren = produceren zonder schade voor mensen/natuur voor nu en in de toekomst

Slide 20 - Tekstslide

Gezamelijk maken

5.28, 6.4

Slide 21 - Tekstslide

Aankondiging
Dinsdag 19 december:
Escape game
Regels:
1. je moet op tijd zijn
2. je telefoon moet worden ingeleverd
3. je moet de lesbrieven Jong en Oud + Markt en overheid mee

Slide 22 - Tekstslide

Maken
5.5, 5.8, 5.15, 5.19
6.6, 6.9, 6.12, 6.13

Slide 23 - Tekstslide