Werkwoorden t.t.

Werkwoorden

Doewoorden
Woorden die aangeven wat iemand doet

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Doewoorden
Woorden die aangeven wat iemand doet

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 2 - Woordweb

Lesdoel:
Je kunt werkwoorden op de juiste manier in een zin vervoegen. (t.t.)

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoord vervoegen t.t.
De juiste vorm van het werkwoord opschrijven
ik                             ......
jij/hij/zij/u           ......
wij/jullie/zij        ......


Slide 4 - Tekstslide

Regels t.t.
stam = hele werkwoord - en
vb.: brengen - en = breng

ik stam  -  ik breng
hij stam + t  -  hij brengt
wij hele werkwoord -  wij brengen


Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Vaak moet je de stam aanpassen!

Rennen - renn - ik ren

praten - prat - ik praat




prijzen - prijz - ik prijs

verven - verv - verf

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ik ....... (dansen)
A
danst
B
dansen
C
dans
D
danss

Slide 8 - Quizvraag

Ik ....... (komen)
A
kome
B
komt
C
kom
D
komen

Slide 9 - Quizvraag

Wij ........ (eten)
A
eet
B
eett
C
et
D
eten

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
1. Karin ........ graag stripboeken.                 (lezen)
2. Mama zei: 'ik ....... een pannenkoek'.     (maak)
3. Joost ........ een spannend boek.            (lezen)
4. De mensen ........ in het bos.                     (sporten)
5. Ik ...... een half uur per dag tv.            (tv kijken)
6. Wij ....... naar Kim , maar we horen haar niet.  (luisteren)
7. De groep ........ de opdrachten.                 (maken)

Slide 11 - Tekstslide

1. Karin ..... graag stripboeken. (lezen)

Slide 12 - Open vraag

5. Ik ...... een half uur per dag tv. (tv kijken)

Slide 13 - Open vraag

4. De mensen ....... in het bos. (sporten)

Slide 14 - Open vraag

7. De groep ........ de opdrachten. (maken)

Slide 15 - Open vraag

spinner - werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting
werkwoorden in de tegenwoordige tijd

ik ............
hij ..........
wij .........


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hij ......... (drinken)
A
drink
B
drinkt
C
drinkd
D
drinken

Slide 19 - Quizvraag