Les 04-12-2020, rekentrainers 2.1 t/m 2.3

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Planning voor de les:

4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.

5 minuten: voorkennis testen

1 minuut: leerdoelen en huiswerk

15 minuten: uitleg 

15 minuten: aan het werk!

5 minuten: leerdoelen testen

Totaal zitten er 8000 dieren in de opvang.
Hoeveel katten zijn dit?

cirkeldiagram

Totaal zitten er 8000 dieren in de opvang.

Hoeveel katten zijn dit?

8000 / 100% x 44% = 

3.520 katten!

Een cirkeldiagram is verdeelt in:

1. Legenda
2. Diagrammen
3. Grafen
4. Sectoren

Bekijk het staafdiagram (afb. 28).

In augustus is er .....

1. nettowinst
2. nettoverlies

Leerdoelen:

- Ik kan de rente berekenen.

- Ik kan berekenen hoeveel ik bespaar door eigen productie.

- Ik kan een staafdiagram aflezen.

HUISWERK: Rekentrainers en 'Test jezelf' van paragraaf 2.1 t/m 2.3

RT 2.1

Rente berekenen.

Rekenen met procenten

Geld in euro's	2.100
%	100

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1%.

Geld in euro's	2.100
%	100		3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1%.

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!

Geld in euro's	2.100
%	100	1	3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage

:100

:100

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!

Geld in euro's	2.100	21
%	100	1	3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage

:100

:100

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!

Geld in euro's	2.100	21	63
%	100	1	3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage

:100

:100

x3

x3

Nog eens oefenen...

Geld in euro's
%	100	1

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)          

5.  Ik doe het keer het % dat ik wil weten.

:100

:100

x ___

x ___

Amy spaart per maand € 7. Dat is 35% van haar zakgeld. Bereken
hoeveel zakgeld Amy per maand krijgt.

Uitwerking

                                                              : 35                         x 100

Bedrag	7 euro	0,2 euro	20 euro
Percentage	35%	1%	100%

Bij een bank is 35,7% van de rekeningouders jonger dan
35 jaar. Dat zijn bij elkaar 751.358 rekeninghouders.
Bereken het totale aantal rekeninghouders bij deze bank

Rond je antwoord af op een heel getal

Uitwerking

                                                              : 35,7                      x 100

Houders	751.358	21.046	2.104.644
Percentage	35,7%	1%	100%

De huishoudelijke uitgaven van de familie Okkels bedragen € 700 per
maand. Dat is 24% van hun inkomen, terwijl ze elke maand 5% van hun
inkomen sparen. Bereken het maandelijkse spaarbedrag van de familie.

Uitwerking

                                                              : 24                         x 5

Bedrag	700 euro	29,17 euro	145,83 euro
Percentage	24%	1%	5%

RT 2.2

Besparen door eigen productie

Productie

We maken onderscheid tussen:

- Betaalde productie, iets doen of maken tegen betaling

- Onbetaalde prodcutie, iets doen of maken zonder betaald te worden

Hulpmiddelen

Om te produceren hebben we hulpmiddelen nodig

Gereedschap

Om brood te snijden heb je een mes nodig

Arbeid

Iemand moet de handeling doen

Natuur

Zonder water kan je niet koken

Productie uitbesteden

• Je moet ervoor betalen
• Je hebt er vaak geen zin in
• Je hebt er geen tijd voor

Productie thuis

• Het is (vaak) gratis
• Het is makkelijk
• Je hebt wel tijd/zin om het te doen

kosten productie bedrijf - eigen productie = 

waarde productie thuis

Wanneer je zelf kipdrumsticks maakt kost het €7,98. Wanneer je ze afhaalt bij het afhaalcentrum kosten ze €15,96. Wat is de waarde van de productie thuis?

1. € 7,52
2. € 7,98
3. € 15,50
4. €23,48

RT 2.3

Zoeken in een staafdiagram

Staafdiagrammen!

Hoeveel koffie/thee wordt er meer verkocht dan cola?

Staafdiagram

Hoeveel bezoekers waren er in week 21 onder de 18 jaar?

Staafdiagram

In het diagram is af te lezen dat er 6 x 100 = 600 bezoekers in week 21 onder de 18 jaar waren.

Aan de slag!

Wat? Rekentrainers en 'Test jezelf' 2.1 t/m 2.3

Hoe? In de online leeromgeving

Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.

Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn

Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.

Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder in paragraaf 1.4

Een broodje in de Aula kopen is

1. Zelfvoorziening
2. Consumeren

Consumeren betekent: een behoefte bevredigen

1. Waar
2. Niet waar

Wat is produceren

1. Iets kopen
2. Iets gebruiken
3. Produceren is gratis
4. Iets doen of maken voor de bevrediging van behoeften

Tussendoor wil iedereen wat eten, dat is

1. consumeren
2. een behoefte
3. produceren

In de economie betekent schaarste:

1. Dat iets zeldzaam is (zoals diamanten)
2. Dat iets heel kostbaar/duur is (zoals goud)
3. Dat is iets op kan gaan (zoals olie)
4. Dat je iets moet inleveren (tijd/geld) om het te krijgen