Oefentoets hoofdstuk 2 stoffen

Hanneke wilt onderzoeken of een bepaalde stof suiker of zout is. Welke stofeigenschap kan ze dan het best onderzoeken?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Kleur
D
Smaak
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hanneke wilt onderzoeken of een bepaalde stof suiker of zout is. Welke stofeigenschap kan ze dan het best onderzoeken?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Kleur
D
Smaak

Slide 1 - Quizvraag

Een vloeistof is helder en heeft geen kleur. Karel zegt: ''dan kan het water zijn''
A
Karel heeft gelijk
B
Karel heeft niet gelijk

Slide 2 - Quizvraag

Een vloeistof is helder en heeft geen kleur. Peter zegt: ''dan kan het icetea zijn''
A
Peter heeft gelijk
B
Peter heeft niet gelijk

Slide 3 - Quizvraag

Een vloeistof is helder en heeft geen kleur. Omar zegt: ''het kan ook alcohol zijn''
A
Omar heeft gelijk
B
Omar heeft niet gelijk

Slide 4 - Quizvraag

Hieronder staan 4 stofeigenschappen. Sleep de juiste stof naar de bekendste stofeigenschap. 
Zure smaak
Brandbaar

witte kleur
Zoete smaak
citroensap
Melk
Hout
chocola

Slide 5 - Sleepvraag

Joran beschrijft een vloeistof. Hij zegt ''De vloeistof is bruin, je kunt erdoorheen kijken en je ziet allemaal bubbeltjes omhooggaan.''
A
De vloeistof is helder, dus het is een oplossing
B
De vloeistof is helder, dus het is een suspensie
C
De vloeistof is troebel, dus het is een oplossing
D
De vloeistof is troebel, dus het is een suspensie

Slide 6 - Quizvraag

Jantien gaat de muren van haar kamer verven. Ze gebruikt een blik verf waarmee een half jaar geleden de kamer van haar broer is geverfd. Het blik is nog halfvol. Kan Jantien meteen na het openen van het blik gaan verven?
A
Ja, want verf blijft altijd goed gemengd
B
Ja, want verf is een oplossing
C
Nee, want verf is een suspensie en die moet je eerst ontmengen
D
Nee, want verf is een oplossing en die moet je eerst roeren

Slide 7 - Quizvraag

Op de sportdag van school drinken Marloes en Marieke mineraalwater uit een plastic fles. Welke bewering over mineraalwater is waar?
A
Mineraalwater is een oplossing
B
Mineraalwater is een zuivere stof
C
Mineraalwater is troebel en kleurloos
D
Mineraalwater moet je voor het drinken eerst goed schudden

Slide 8 - Quizvraag

Welk drankje is een suspensie?
A
Cola
B
Melk
C
Thee met suiker
D
Water

Slide 9 - Quizvraag

Sleep het woord naar het juiste gedeelte van de afbeelding
Residu
Filtraat

Slide 10 - Sleepvraag

Koffiepoeder bevat verschillende stoffen die voor kenmerkende eigenschappen van de koffie zorgen. Dit zijn de _________. 
Deze stoffen worden met heet water uit de koffie getrokken. Dat heet _________.
De stoffen die niet in het water oplossen, blijven achter in het ________. 
De vers gezette koffie in de koffiepot noem je het _______. 
De vochtige koffieprut in het filter noem je het______
Extraheren
filter
Geur- kleur- en smaakstoffen
Residu
filtraat

Slide 11 - Sleepvraag

1 kg is:
A
10 g
B
100 g
C
1000 g
D
10 000 g

Slide 12 - Quizvraag

De ruimte die een stof inneemt, noem je:
A
De massa
B
Het gewicht
C
Het volume

Slide 13 - Quizvraag

1 mL =
A
0,1cm3
B
1cm3
C
10cm3

Slide 14 - Quizvraag

Massa
Volume
mililiter
liter
weegschaal
kilogram
gram
maatbeker/maatcilinder

Slide 15 - Sleepvraag

Een voorwerp is 10 cm lang, 4 cm breed en 1 cm hoog. Hoe groot is het volume van dit voorwerp?
A
0,4cm3
B
40cm3
C
4cm3
D
400cm3

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het volume van dit voorwerp?
A
24cm3
B
12cm3
C
24g/cm3
D
12g/cm3

Slide 17 - Quizvraag

Anke doet het staafje in de maatcilinder. Wat is de eindstand?
A
50 mL
B
18 mL
C
68 mL
D
58 mL

Slide 18 - Quizvraag

Stelling: de dichtheid is een stofeigenschap
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de formule voor het berekenen van dichtheid?
A
dichtheid=volumemassa
B
dichtheid=massavolume
C
massa=volumedichtheid
D
massa=dichtheidvolume

Slide 20 - Quizvraag

Welke heeft de kleinste dichtheid?
A
aluminium
B
glas
C
keukenzout
D
perspex

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de dichtheid van dit voorwerp?
A
27g/cm3
B
2,7g/cm3
C
10g/cm3
D
0,37g/cm3

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de dichtheid van dit voorwerp?
A
9,0g/cm3
B
8,9g/cm3
C
0,11g/cm3
D
80g/cm3

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de dichtheid van dit van het schaakstuk?
A
1,5g/cm3
B
0,7g/cm3
C
10,5g/cm3
D
0,1g/cm3

Slide 24 - Quizvraag

Welke heeft de grootste dichtheid?
A
A
B
B

Slide 25 - Quizvraag

Is de prijs van een stof een stofeigenschap?

A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Is de temperatuur van een stof een stofeigenschap?


A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Is de massa van een stof een stofeigenschap?



A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

§1.3 Massa en volume
Hoeveel een voorwerp, dier, mens of stof weegt. Veel gebruikte eenheden zijn gram (g) of kilogram (kg).
De ruimte die een vloeistof inneemt. Veel gebruikte eenheden zijn liter (L) of milliliter (mL).
Massa
Volume
 liter (L) / dm3
Gram (g) of Kilogram (kg)

Slide 29 - Sleepvraag

Welke stof heeft de grootste dichtheid?

Slide 30 - Sleepvraag

welke vloeistof heeft de ...
kleinste dichtheid
grootste dichtheid

Slide 31 - Sleepvraag

cm3
g
g/cm3
massa
volume
dichtheid

Slide 32 - Sleepvraag

Dichtheid:
Grootheid
Symbool
Eenheid
Dichtheid
cm3
m
g
p
g/cm3
Volume
V
Massa

Slide 33 - Sleepvraag

Wat is dichtheid?
A
De hoeveelheid stof per 1 gram
B
De hoeveelheid stof die je weegt
C
De hoeveelheid stof per 1 cm3
D
De hoeveelheid stof die je ziet

Slide 34 - Quizvraag