Fictie week 48 B1B

Fictie
Wat heb je nodig?
- laptop en oplader
- boek Kern Nederlands
- schrift
- etui of pen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Fictie
Wat heb je nodig?
- laptop en oplader
- boek Kern Nederlands
- schrift
- etui of pen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging de toetsweek?

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je deze week?
- Ik weet wat fictie is
- Ik kan een verhaal samenvatten
- Ik weet wat beoordelingswoorden zijn
- Ik kan mijn mening geven met behulp van beoordelingswoorden 


Slide 3 - Tekstslide

Welk boek/verhaal heb jij voor het laatst gelezen en zou je deze aanraden? Waarom wel/niet?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 5 - Open vraag

Fictie en non-fictie
Fictie betekent verzonnen. Een schrijver heeft een verhaal bedacht. De personen uit het verhaal bestaan niet echt en de gebeurtenissen in het verhaal zijn niet echt gebeurd.




Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan en gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Vormen van fictie zijn:
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Krant, tijdschriften, poster

Slide 7 - Quizvraag

voorbeelden van non-fictie zijn:

A
schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
sprookjes / stripverhalen

Slide 8 - Quizvraag

Welk boek is non-fictie?
A
Knolpower (Een boek van Enzo knol over zijn leven als vlogger.)
B
Spijt (Een boek van Carry Slee over een jongen die gepest wordt.)

Slide 9 - Quizvraag

Realistisch en fantasie
Sommige verhalen zijn verzonnen, maar wel realistisch. Dat wat er in het verhaal gebeurt, zou in het echt ook kunnen gebeuren.
Bijvoorbeeld het boek Spijt van Carry Slee. In dit verhaal wordt een jongen gepest. Dit is een geloofwaardig, realistisch verhaal. 

Andere verhalen zijn verzonnen, maar niet realistisch. Dat wat er in het verhaal gebeurt, kan in het echt niet gebeuren. Dit noemen we fantasie.
Bijvoorbeeld een verhaal waarin dieren met elkaar praten. Dat is niet geloofwaardig.

Slide 10 - Tekstslide

Welke van de volgende boeken zijn realistisch?
A
Razend (Carry Slee)
B
Donald Duck
C
Harry Potter (J.K. Rowling)
D
Hoe overleef ik de brugklas? (Francine Oomen)

Slide 11 - Quizvraag

Welke beoordelingswoorden ken jij al?

Slide 12 - Woordweb

Beoordelingswoorden
Als je je mening moet geven over een verhaal, boek of film gebruik je beoordelingswoorden.
spannend - saai
leerzaam - niet leerzaam
grappig - droevig
zet me aan het denken - doet me niets 
kinderachtig - voor mijn leeftijd
moeilijk - makkelijk
vlot verteld - langdradig

Slide 13 - Tekstslide

Fictiedossier
We lezen samen het document "opdrachtenboekje fictiedossier" in  de studiewijzer. 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Studiewijzer week 48:
1. Lees de tekst: Ontsnapt! van Margje Woodrow
2. Maak de bijbehorende verwerkingsopdrachten
3. Begin met het maken van het fictiedossier

Slide 15 - Tekstslide