Markeer in je boek van elke alinea de hoofdzaak/hoofdzaken.
Omcirkel de signaalwoorden en noteer de bijbehorende tekstverbanden in de kantlijn
Slide 4 - Tekstslide
Tekst 2 - Leugens kun je wel horen maar niet zien
Slide 5 - Tekstslide
[alinea 1] ‘Je kunt aan leugenaars eigenlijk niet zien of ze liegen. Je kunt het wel horen aan het verhaal dat ze ophangen. Je kunt dus beter goed luisteren als je wilt weten of iemand liegt, want kijken levert niet echt iets op.’
alinea 1: dus – conclusie want – reden
Slide 6 - Tekstslide
[alinea 2] Dat stelt rechtspsycholoog Glynis Bogaard, verbonden aan de Universiteit Maastricht. Zij onderzoekt de manier waarop leugenaars praten. Haar hoofdvragen: zijn er manieren om leugens te detecteren, en zo ja, hoe dan? Wat zijn de signalen voor leugens? Bogaard krijgt van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek een Veni-subsidie voor jonge onderzoekers: 250.000 euro onderzoeksgeld voor de komende vier jaar. Ze werkt voor haar onderzoek veel samen met politie en opsporing.
Geen hoofdzaken en geen signaalwoorden
Slide 7 - Tekstslide
[alinea 3] Rechercheurs zeggen geregeld dat ze in de verhoorkamer aan de lichaamstaal van de spreker kunnen zien of die liegt over wat hij heeft uitgevreten. Hij zweet, bloost, wiebelt en friemelt, kijkt weg als je hem iets vraagt. Bogaard stelt dat er geen bewezen verband is tussen dit soort zenuwachtigheid en liegen. De situatie zelf kan mensen namelijk zó ongemakkelijk maken dat ze raar gaan doen.
alinea 3: namelijk – verklaring
Slide 8 - Tekstslide
[alinea 4] De manier waarop mensen praten is daarentegen wel een sterke aanwijzing voor liegen, stelt Bogaard. Daarin verschillen leugenaars en mensen die de waarheid spreken van elkaar. De rechtspsycholoog zoekt naar signalen voor leugens die je kunt aantonen op individueel niveau: ‘Mensen die de waarheid spreken, vertellen spontaan allerlei details: kleuren, geuren, tijdstippen, wat ze zagen, afstanden, wat ze zoal deden. En ze corrigeren zichzelf: ‘Oh nee, het was pas om twee uur, want ik heb eerst nog geluncht.’ Leugenaars, anderzijds, houden vast dat aan dat ene verhaal dat ze uit hun hoofd hebben geleerd. Ze vertellen minder vaak en minder uitgebreid hoelang iets heeft geduurd, geven geen zogenoemde temporele details.’
[alinea 5] Er zijn in de praktijk verschillende manieren om te checken of iemand liegt. Bijvoorbeeld door hem opnieuw te laten vertellen wat er is gebeurd, maar dan van achter naar voren: het laatste moment als eerste. ‘Liegen vormt een heel zware belasting voor het werkgeheugen. Leugenaars hebben hun verhaal vooraf voorbereid en dus is het heel moeilijk voor ze als ze daarvan af moeten wijken door het om te draaien.
alinea 5: om te – doel-middel bijvoorbeeld – toelichting maar – tegenstelling dus – conclusie
Slide 10 - Tekstslide
[alinea 6] ‘Je kunt ze ook een tekening laten maken van de situatie: waar stond jij precies, waar stond die ander, hoe ver weg? En je kunt onverwachte vragen stellen: je alibi is dat je bent gaan lunchen met een goede vriend: waar zat jij? Hoe lang heb je gewacht op je eten? Wie kreeg als eerste zijn bord? Het is moeilijk daarop vlot antwoord te geven als je liegt.’
alinea 6: ook – opsomming
Slide 11 - Tekstslide
[alinea 7] Bogaard gaat eerst het laboratorium in om te registreren hoe een individu praat wanneer hij liegt of wanneer hij de waarheid spreekt. Ze werkt daarvoor met proefpersonen, die ze allerlei taken en opdrachten geeft, zoals een klein misdaadje plegen, bijvoorbeeld ‘steel een usb-stick’. Daarna mag 50 procent van de proefpersonen niet vertellen wat ze echt hebben gedaan, maar moeten ze een alibi bedenken; de andere 50 procent mag de waarheid spreken. Aan de hand van hun taalgebruik tijdens allerlei tests wil ze een lijst opstellen van criteria waaraan je kunt zien of iemand wel of niet liegt. Ze voorspelt dat ze onder andere zal vinden dat de verhalen van leugenaars korter zijn, en minder informatie en bijzonderheden bevatten.
alinea 7: eerst – chronologie om te – doel-middel daarvoor – doel-middel bijvoorbeeld – toelichting daarna – chronologie maar – tegenstelling
Slide 12 - Tekstslide
[alinea 8] Tijdens het laatste jaar van haar Veni-onderzoek gaat Bogaard samenwerken met de politie om uit te proberen of de door haar gevonden criteria voor taalgebruik en taalkundige kenmerken bij liegen kloppen en werkbaar zijn. De verwachting is dat haar richtlijnen praktisch toepasbaar zullen zijn voor de politie en voor mensen die fraude moeten opsporen, zoals verzekeraars en de Belastingdienst.
Naar: Mieke Zijlmans, volkskrant.nl
alinea 8: om te – doel-middel zoals – toelichting
Slide 13 - Tekstslide
In een verhoorkamer laten sprekers vaak andere lichaamstaal zien. Welke verklaring geeft de tekst daarvoor?
Slide 14 - Open vraag
Leg uit op welke (drie) manieren je kunt onderzoeken of iemand (vermoedelijk) liegt.
Slide 15 - Open vraag
Wat is de hoofdgedachte van de tekst? Kies uit:
A
Glynis Bogaard doet onderzoek naar de manier waarop leugenaars praten, omdat ze vermoedt dat je leugenaars op deze manier kunt ontmaskeren.
B
Het onderzoek van Glynis Bogaard moet rechercheurs helpen bij het oplossen van misdaden waarbij wellicht leugenaars in het spel zijn.
C
Je kunt aan leugenaars niet zien dat ze liegen, maar je kunt het waarschijnlijk wel horen.
D
Wanneer je een leugenaar wilt ontmaskeren, moet je hem vragen het verhaal omgekeerd te vertellen of een tekening te maken van het alibi.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Vergelijk nu deze tekst met tekst 1 'Leugenaars ontmaskerd' op blz. 33/34. Hoe spreken de onderzoeken elkaar tegen?
Slide 18 - Open vraag
En hoe vullen de onderzoeken elkaar aan?
Slide 19 - Open vraag
In tekst 2 zijn tien woorden onderstreept. Leid de betekenis af uit de context. Combineer deze woorden met de juiste betekenis.
beweert
regelmatig
daartegenover; echter
over de tijd; de tijd betreffende
deel van je geheugen dat gebruikt wordt voor tijdelijke opslag van kennis
stelt
geregeld
daarentegen
temporele
werkgeheugen
Slide 20 - Sleepvraag
In tekst 2 zijn tien woorden onderstreept. Leid de betekenis af uit de context. Combineer deze woorden met de juiste betekenis.
bewijs dat je het misdrijf niet gepleegd kunt hebben
kenmerken waarop je je oordeel of conclusie baseert
betrekking hebbend op hoe de taal in elkaar zit
aanwijzingen voor hoe iets moet en wat wel en niet kan