Vragers en Aanbieders H4 Zelftest

Welke stelling is juist?
A
Werklozen zijn vragers naar arbeid
B
De vraag naar arbeid is gelijk aan de werkgelegenheid
C
Vacatures en werkgelegenheid vormen de vraag naar arbeid
D
Alleen bedrijven vragen arbeid
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke stelling is juist?
A
Werklozen zijn vragers naar arbeid
B
De vraag naar arbeid is gelijk aan de werkgelegenheid
C
Vacatures en werkgelegenheid vormen de vraag naar arbeid
D
Alleen bedrijven vragen arbeid

Slide 1 - Quizvraag

Het aanbod van arbeid bestaat uit..
A
mensen in loondienst + zelfstandigen + vacatures
B
mensen in loondienst + zelfstandigen + werklozen
C
werknemers + zelfstandigen
D
werknemers + werklozen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een arbeidsmarktinstitutie?
A
cao
B
vakbond
C
werkloosheid
D
minimumloon

Slide 3 - Quizvraag

Wat kan geen oorzaak van werkloosheid zijn?
A
mismatch vraag en aanbod
B
dalend aanbod van arbeid
C
dalende bestedingen
D
stijgende loonkosten

Slide 4 - Quizvraag

Geef een ander woord voor arbeid of arbeidsaanbod

Slide 5 - Open vraag

Vul in: De vraag naar arbeid bestaat uit de vraag naar ....., de vraag naar ....., en de ....

Slide 6 - Open vraag

Wanneer op een deelmarkt van de arbeidsmarkt de werkgelegenheid stijgt, neemt de werkloosheid op die deelmarkt af.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Een stijging van het loon zal leiden tot een toename van het aanbod op de arbeidsmarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Als op een deelmarkt v/d arbeidsmarkt het loon boven het evenwichtsloon ligt, zal er meer vraag naar arbeid zijn dan aanbod.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Als op een deelmarkt van de arbeidsmarkt het loon beneden het evenwichtsloon ligt, zullen een aantal aanbieders geen werk tegen dit loon willen aanvaarden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Opgave 33, blz 66
1) Aspergestekers zijn ontevreden over de hoogte van hun loon en gaan bij andere tuinbouwbedrijven werken, waar ze meer verdienen. 

2) Vakbonden zijn erin geslaagd om in de schoonmaakbranche een betere pensioenregeling voor de werknemers te krijgen. De loonkosten lopen daardoor flink op. 

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 33, blz 66
3) Door de mooie zomer krijgen de pretparken veel meer bezoekers dan normaal.

4) Aan het begin van de zomervakantie zoeken veel jongeren een baantje in de horeca. 

Slide 12 - Tekstslide

4.35 blz. 66






a) Bereken de omvang van het aanbod van arbeid.
totaal aantal inwoners van 15 tot 75 jaar
9,5 miljoen
totaal aantal werknemers
4,8 miljoen
totaal aantal werklozen
650.000
totaal aantal zelfstandigen
510.000
totaal aantal vacatures
44.000

Slide 13 - Tekstslide

4.35 blz. 66






b) Bereken hoe groot de vraag naar arbeid is.
totaal aantal inwoners van 15 tot 75 jaar
9,5 miljoen
totaal aantal werknemers
4,8 miljoen
totaal aantal werklozen
650.000
totaal aantal zelfstandigen
510.000
totaal aantal vacatures
44.000

Slide 14 - Tekstslide

4.35 blz. 66






c) Bereken de omvang van de werkgelegenheid.
totaal aantal inwoners van 15 tot 75 jaar
9,5 miljoen
totaal aantal werknemers
4,8 miljoen
totaal aantal werklozen
650.000
totaal aantal zelfstandigen
510.000
totaal aantal vacatures
44.000

Slide 15 - Tekstslide

4.35 blz. 66





d) De participatiegraad = hoe groot de beroepsbevolking is in % van de totale bevolking van 15-75 jaar. Bereken die!
totaal aantal inwoners van 15 tot 75 jaar
9,5 miljoen
totaal aantal werknemers
4,8 miljoen
totaal aantal werklozen
650.000
totaal aantal zelfstandigen
510.000
totaal aantal vacatures
44.000

Slide 16 - Tekstslide

En nu:
Vragen stellen

of

Zelf oefenen: 4.30 stelling 5 t/m 8
4.36 t/m 4.41

Slide 17 - Tekstslide