§13 Woordvolgorde Schrijfvaardigheid

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui ?

§13 L'ordre des mots
(De woordvolgorde)

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui ?

§13 L'ordre des mots
(De woordvolgorde)

Slide 1 - Tekstslide

§13 Standaard zinsvolgorde 
Bepalingen van tijd/plaats - onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

Voorbeelden
 Hier     ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 
 Demain    je      vais faire    mes devoirs      à l'école

Slide 2 - Tekstslide

Alle werkwoorden staan altijd bij elkaar
Voorbeelden:
- Nous sommes en vacances en France.
- Nous sommes allés en vacances en France.
- Nous allons aller en vacances en France.
- Nous irons en vacances en France
- Nous avons voulu aller en vacances en France ?

Slide 3 - Tekstslide


1. De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
   Après, on va manger ensemble.                          Daarna gaan we samen eten.

2. De bepaling van plaats staat in het Frans meestal aan einde van de zin.
    On va manger ensemble au restaurant.           We gaan samen eten in het restaurant.

3.  Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, heb je 2 opties:
-    eerst de tijd (vooraan) en dan de plaats (achteraan).
     Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.
     (ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer)

-  Je zet ze beide achteraan met eerst de plaats en dan de tijd
    Je vais jouer de la guitare dans ma chambre cet après-midi.


Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Slide 4 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin

De ontkenning staat alijd om het eerste ww heen!



1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. ik ga morgen geen jurk kopen
    Je ne  vais pas acheter de robe demain.

3.  Ik zal volgende week niet naar school kunnen gaan
      La semaine prochaine je ne pourrai pas aller à l'école


Slide 5 - Tekstslide

NE ...persoonsvorm... PAS/PLUS/RIEN
voorbeelden:
Je ne veux pas aller en France.   (gezegde = veux aller)
Tu n'es plus allé en vacances en France.  (gezegde = es allé)
Elle n'a jamais été en France.             (gezegde = a été)
Nous n'avons rien pu faire en France. (gezegde = avons pu faire)

Slide 6 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord
De plaats van het bijwoord is afhankelijk van waar het betrekking op heeft. 

Op de hele zin : helemaal vooraan 
Heureusement, mon prof ne sera jamais remplacé par un robot 

Op een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord : direct ervoor 
Je pense que c'est une très bonne idée.
Il a trop vite changé d'avis.

Op een ww : direct achter de persoonsvorm (= het 1e ww) behalve als deze ontkennend is, dan na het 2e deel van de ontk.
J' aime beaucoup les fraises
Je n' aime pas beaucoup les fraises

J' ai toujours détesté les notes. 
Je n' ai pas toujours détesté les notes

Slide 7 - Tekstslide

Eerst Lijdend vw dan Meewerkend vw
  1. Nous avons donné des cadeaux à nos amis
  2. Le prof va enseigner les maths à ses élèves
  3. Le guide raconte l'histoire du monument historique au touriste
  4. Le chien a apporté la balle à son maître

Slide 8 - Tekstslide

Plaats van het vnw LV / MV
Infinitif / heel ww? :   vóór het hele ww      Il  va  le  faire.
Anders:                          vóór het 1e ww          Il   l' a  fait.

Ontkenning  altijd  om  1e ww  (met het vnw.) heen:
Il   ne   va   pas   le   faire.
Il   ne   l'   pas   fait.

Slide 9 - Tekstslide

In het Frans is de woordvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Heureusement elle veut demain courir les magasins avec moi.
A
heureusement
B
demain
C
courir
D
avec moi

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Il n'a pas fait bien ses devoirs

A
n'
B
pas
C
fait
D
bien

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Tu me veux donner ce livre la semaine prochaine?
A
me
B
donner
C
ce livre
D
la semaine prochaine

Slide 13 - Quizvraag

De Franse woordvolgorde gaat zo:
A
1. onderwerp 2. hulpwerkwoord 3.de rest
B
1. onderwerp 2. voltooid deelwoord 3. de rest
C
1. onderwerp 2. ALLE werkwoorden 3. de rest
D
1. de rest 2. onderwerp 3. ALLE werkwoorden

Slide 14 - Quizvraag

conseillé de - m'- manger des pâtes - elle- a

Slide 15 - Open vraag

ont-leur temps d'entraînement - les athlètes - réduit

Slide 16 - Open vraag

s'entraînait - 10 heures- elle - par semaine- pendant six mois

Slide 17 - Open vraag

ne- pas- les sportifs - de vitamines - vont - manquer

Slide 18 - Open vraag

a- pour ses fans - le chanteur français - l'année dernière - un grand concert- donné

Slide 19 - Open vraag

lui - envoyé - les devoirs - l'élève - par mail - heureusement - a

Slide 20 - Open vraag

veulent- une carte postale - bien -les filles - envoyer - à leur idole

Slide 21 - Open vraag

dans le monde entier - elle - devenue- célèbre- très - est

Slide 22 - Open vraag

des questions - pu - à la rappeuse- ont- hier - mes amis- poser

Slide 23 - Open vraag

ne - depuis cette année - prof - plus - leur - de notes - donne

Slide 24 - Open vraag

pas -le musicien - la vérité - va - aux médias - ne - dire

Slide 25 - Open vraag

à un prof - en 2050 - leurs questions - les élèves - depuis leur propre maison - poseront

Slide 26 - Open vraag

manuels - ont - les - l'année dernière - scolaires - changé - de français - beaucoup

Slide 27 - Open vraag

éducatifs - ans - élèves - jouer - le futur - à l'école - à des jeux vidéo - vont

Slide 28 - Open vraag

ne - nouveau - mes - le système d'évaluation - comprennent - pas du tout - parents

Slide 29 - Open vraag

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd


Slide 30 - Tekstslide


Vorig jaar is onze school gestart met (= lancer) een nieuw project.
Vertaal de zin in het Frans.

Slide 31 - Open vraag

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

L'année dernière notre école a lancé un nouveau projet 


Slide 32 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd


Récemment notre école a lancé un nouveau projet pour améliorer l'enseignement.


Slide 33 - Tekstslide

Vertaal
Vorige week hebben wij al een paar zeer goede veranderingen voorgesteld.
Vertaal de zin in het Frans.

Slide 34 - Open vraag

Au travail:
Faites les exercices 37b, 38 et 39 en ligne

Slide 35 - Tekstslide

Maak EX.39 af
Maak de zinnen 3,4 en 5 van EX. 39 af.

Slide 36 - Tekstslide

nakijken 38a (zinnen 3 tot 5)
3 Dans les écoles, on n’a pas vu de changements très importants. / On n’a pas vu de changements très importants dans les écoles.
4 Hier, mes amis ont pu poser des questions aux profs robots. / Mes amis ont pu poser des questions aux profs robots hier.
5 Cet élève ne va pas encore montrer son bulletin de notes à ses parents.

Slide 37 - Tekstslide