§13 Woordvolgorde

§13 L'ordre des mots
Kijk eens goed: 

 Hier ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 
 Demain  je    vais faire    mes devoirs      à l'école
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

§13 L'ordre des mots
Kijk eens goed: 

 Hier ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 
 Demain  je    vais faire    mes devoirs      à l'école

Slide 1 - Tekstslide

Wat valt je op? 
Voorbeelden:
- Nous sommes en vacances en France.
- Nous sommes allés en vacances en France.
- Nous allons aller en vacances en France.
- Nous irons en vacances en France
- Nous avons voulu aller en vacances en France ?

Slide 2 - Tekstslide

Wat komt er na het gezegde?
  1. Nous avons donné des cadeaux à nos amis
  2. Le prof va enseigner les maths à ses élèves
  3. Le guide raconte l'histoire du monument historique au touriste
  4. Le chien a apporté la balle à son maître

Slide 3 - Tekstslide

Kijk eens naar begin en einde
1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2.  Ik zal volgende week niet naar school kunnen gaan
      La semaine prochaine je ne pourrai pas aller à l'école


Slide 4 - Tekstslide

NE ...persoonsvorm... PAS/PLUS/RIEN
voorbeelden:
Je ne veux pas aller en France.   (gezegde = veux aller)
Tu n'es plus allé en vacances en France.  (gezegde = es allé)
Elle n'a jamais été en France.             (gezegde = a été)
Nous n'avons rien pu faire en France. (gezegde = avons pu faire)

Slide 5 - Tekstslide

§13 Standaard zinsvolgorde 
Bepalingen van tijd/plaats - onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

 Hier     ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 
 Demain    je      vais faire    mes devoirs      à l'école

Slide 6 - Tekstslide

Alle werkwoorden staan altijd bij elkaar
Voorbeelden:
- Nous sommes en vacances en France.
- Nous sommes allés en vacances en France.
- Nous allons aller en vacances en France.
- Nous irons en vacances en France
- Nous avons voulu aller en vacances en France ?

Slide 7 - Tekstslide


1. De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
   Après, on va manger ensemble.                          Daarna gaan we samen eten.

2. De bepaling van plaats staat in het Frans meestal aan einde van de zin.
    On va manger ensemble au restaurant.           We gaan samen eten in het restaurant.

3.  Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, heb je 2 opties:
-    eerst de tijd (vooraan) en dan de plaats (achteraan).
     Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.
     (ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer)

-  Je zet ze beide achteraan met eerst de plaats en dan de tijd
    Je vais jouer de la guitare dans ma chambre cet après-midi.


Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Slide 8 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin

De ontkenning staat alijd om het eerste ww heen!



1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. ik ga morgen geen jurk kopen
    Je ne  vais pas acheter de robe demain.

3.  Ik zal volgende week niet naar school kunnen gaan
      La semaine prochaine je ne pourrai pas aller à l'école


Slide 9 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord
De plaats van het bijwoord is afhankelijk van waar het betrekking op heeft. 

Op de hele zin : helemaal vooraan 
Heureusement, mon prof ne sera jamais remplacé par un robot 

Op een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord : direct ervoor 
Je pense que c'est une très bonne idée.
Il a trop vite changé d'avis.

Op een ww : direct achter de persoonsvorm (= het 1e ww) behalve als deze ontkennend is, dan na het 2e deel van de ontk.
J' aime beaucoup les fraises
Je n' aime pas beaucoup les fraises

J' ai toujours détesté les notes. 
Je n' ai pas toujours détesté les notes

Slide 10 - Tekstslide

Eerst lijdend vw dan meewerkend vw
  1. Nous avons donné des cadeaux à nos amis
  2. Le prof va enseigner les maths à ses élèves
  3. Le guide raconte l'histoire du monument historique au touriste
  4. Le chien a apporté la balle à son maître

Slide 11 - Tekstslide

Het lijdend en meewerkend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord
Infinitif / heel ww in de zin? :   vóór het hele ww   
Il  va  le  faire.
Anders: vóór het 1e ww     Il   l' a  fait.

Ontkenning  altijd  om  1e ww  (met het vnw.) heen:
Il   ne   va   pas   le   faire.
Il   ne   l'   pas   fait.

Slide 12 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd


Slide 13 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

L'année dernière notre école a lancé un nouveau projet 


Slide 14 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd


Récemment notre école a lancé un nouveau projet pour améliorer l'enseignement.


Slide 15 - Tekstslide

Au travail
faites ex 13
Leren: signaalwoorden stencil. 

Slide 16 - Tekstslide