examentraining quiz en beeldbronnen

Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms (1521)
Alteratie van Amsterdam (1578)
Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia (1619)
Instelling door Karel V van 3 Collaterale Raden (1531)
Het begin van staatsvorming en centralisatie
het streven van vorsten naar absolute macht
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg heeft
Het conflict in de Nederlanden dat resulteert in de stichting van een Nederlandse staat
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
1 / 26
volgende
Slide 1: Sleepvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms (1521)
Alteratie van Amsterdam (1578)
Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia (1619)
Instelling door Karel V van 3 Collaterale Raden (1531)
Het begin van staatsvorming en centralisatie
het streven van vorsten naar absolute macht
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg heeft
Het conflict in de Nederlanden dat resulteert in de stichting van een Nederlandse staat
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Slide 1 - Sleepvraag

Otto von Bismarck (1815-1898)
Josef Goebbels (1897-1945)
Wilhelm I (1797-1888)
Wilhelm II (1859-1941)

Slide 2 - Sleepvraag

Code Napoleon (1804)
Belgische Opstand (1830)
Frederik de Grote
Antonie van Leeuwenhoek
rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
De wetenschappelijke revolutie

Slide 3 - Sleepvraag

Er is een afspraak om gezamenlijk een politieke gemeenschap te vormen
Durf je verstand te gebruiken 
IEDEREEN moet kunnen meebeslissen. 
De kerk is dogmatisch en corrupt. 
Voltaire (1694-1778)
John Locke (1632-1704)
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
Immanuel Kant (1724-1804)

Slide 4 - Sleepvraag

Nikita Chroesjtsjov (1894-1971)
Josef Stalin (1878-1953)
Harry Truman (1884-1972)
John F. Kennedy (1917-1963)

Slide 5 - Sleepvraag

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later.

1. Instelling van de Bloedplakkaten
2. Pacificatie van Gent
3. Vrede van Augsburg
4. Vrede van Munster
5. Willem van Oranje wordt vermoord

Slide 6 - Open vraag

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later.

1. Begin van het Dawesplan
2. oprichting van het Warschaupact
3. Oktoberrevolutie in Rusland
4. de NSDAP wint de verkiezingen en Hitler wordt benoemd tot rijkskanselier
5. Vrede van Versailles

Slide 7 - Open vraag

Deel 2

Slide 8 - Tekstslide

BEELDBRONNEN

Slide 9 - Tekstslide

Welke functie hebben beeldbronnen?
Beeldbronnen geven ons informatie over het verleden. Op je examen kom je ook geschreven bronnen tegen, daarover gaat examentraining niet. 
Beeldbronnen kom je in verschillende versies tegen:
  • Foto's: foto's die uit de besproken tijd  zelf komen kunnen  ter illustratie gebruikt worden maar ook ingezet worden als propaganda. Dat wil niet zeggen dat die foto's ook altijd doelbewust als propaganda zijn gemaakt. Het zegt dus niet altijd iets over de standplaatsgebondenheid van de maker. Het geeft ons wel een kijkje in het verleden.
  • Kaarten: deze worden vaak gebruikt om te laten zien hoe het wereldbeeld in een bepaalde tijd was.


Slide 10 - Tekstslide

Welke functie hebben beeldbronnen?
 
Nog meer versies van beeld:

  • Schilderijen:  Schilderijen kunnen uit de tijd zelf komen of later gemaakt zijn met een bepaald onderwerp/ gebeurtenis in gedachte. Deze kunnen ter illustratie zijn van een kenmerkend aspect of standplaatsgebondenheid van de maker aangeven. Of ingezet zijn als propaganda middel. Zowel in de tijd zelf als later.
  • Cartoons: Cartoons zijn spotprenten en geven dus altijd een politieke kleur aan t.a.v. de weergegeven gebeurtenis. Het is belangrijk om te kijken wie de maker is, wanneer en wat de boodschap is. Want iedere tekenaar wil iets vertellen met zijn prent.


Slide 11 - Tekstslide

Inzicht 1 beeldbronnen
Geschiedenis is altijd gebaseerd op een interpretatie van verschillende overblijfselen uit het verleden (teksten, afbeeldingen, gebouwen, verhalen, muziek, materiële objecten, sporen in een landschap, enzovoort).  Beeldmateriaal wordt  meestal  gebruikt, omdat ze een beeld geven over hoe mensen uit de tijd zelf de wereld zagen.

Slide 12 - Tekstslide

Inzicht 2 beeldbronnen
 beeldbronnen kunnen:
  1. Bewust ingezet worden voor propaganda doeleinden: ze waren bedoeld om een mening over te brengen aan tijdgenoten of voor de overlevering.
  2. Onbewust ingezet worden voor propaganda ze waren niet bedoeld om een mening over te brengen. Denk aan persoonlijke foto's of tekeningen.

Slide 13 - Tekstslide

Inzicht 3 beeldbronnen
Cartoons zijn altijd gemaakt om een mening weer te geven en/of een boodschap door te geven.  Ze zijn politiek gekleurd. Ze dienen een bepaald belang en/of doel. Een cartoon is dus altijd vanuit een perspectief gemaakt. De situatie, overtuigingen en waarden van een persoon/groep/instantie zorgen voor een bepaald standpunt vanuit waar een bron is geschreven: standplaatsgebondenheid.

Slide 14 - Tekstslide

Praktische tips
Op het examen:
  1. Begin met de bron niet met de vraag.
  2. Lees altijd eerst om de bron heen. Wat staat er boven en is er een toelichting?
  3. Onderstreep belangrijke zaken zoals: jaartallen, namen, plaats, etc.
  4. In de toelichting staat vaak wat iets voorstelt. Soms personen of situaties of gebieden etc. Schrijf deze meteen in of naast de bron.
  5. Ga vervolgens pas naar de hele bron kijken of zet een kruis op de tekening en kijk per vierkant wat je ziet.
  6. Associeer: herken je een bepaald begrip, gebeurtenis of een kenmerkend aspect? Schrijf dat er direct bij!

Slide 15 - Tekstslide

Praktische tips
Omgaan met  beeldbronnen
  1. Als er bij een vraag staat: gebruik de bron moet in het antwoord de bron ook echt worden
    gebruikt. Doe je dit niet, dan kost het je punten.
  2. Doe dit door een beeldelement uit de bron te beschrijven/ benoemen.
  3. Laat altijd in je antwoord zien dat je de bron gebruikt. In je antwoord moet dus ergens
    staan: In de bron zie je dat....
  4. Er wordt bij een cartoon altijd gevraagd naar de mening of boodschap van de tekenaar. Let op: een boodschap is iets anders dan een weergave van de tekening. Hij wil iets vertellen wat je niet meteen ziet maar kan afleiden uit de zaken op de cartoon.

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
Op de volgende dia's staan oefenvragen bij het onderwerp beeldbronnen.

Klik op de bron om te vergroten.


Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag


Slide 22 - Open vraag


Slide 23 - Open vraag


Slide 24 - Open vraag

Evaluatie.
Wat ging goed, wat ging minder. Waar loop je tegenaan? Heb je nog hulp nodig.

Slide 25 - Open vraag

Ten slotte
Leer de kenmerkende aspecten
Leer de syllabustekst en gebruik deze als checklist voor de HC

Slide 26 - Tekstslide