Spelling 2.7 + 2.9 KGT

Wat gaan we deze les doen?

- Terugkoppeling vorige les
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?

- Terugkoppeling vorige les
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les (2.7 + 2.9 KGT)

-Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
via vaste regels spellen.
-Weet je of je woorden met een i of ie moet schrijven.


Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7 KGT)

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7 KGT)
Als je het werkwoord in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels.

Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7 KGT)
Ik-vorm op -t
Bij het spellen van het werkwoord moet je het volgende onthouden:
Als de ik-vorm van het werkwoord eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven.

voorbeeld:     karten – (ik) kart – (hij) kart
                  snuiten – (ik) snuit – (hij) snuit

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7 KGT)
'je' staat achter het werkwoord
Als je achter het werkwoord staat, hoef je geen t toe te voegen. Je schrijft in dit geval de ik-vorm.

voorbeeld:
Je vraagt me de oren van mijn hoofd!
Vraag je nog even aan je ouders of je mee mag?

Slide 6 - Tekstslide

i of ie (2.9 KGT)
De meeste klinkers kun je verdubbelen om er een lange klank van te maken: hor – hoor, man – maan, tut – tuut, her – heer.

Dit kan niet bij de i. De lange klank ie schrijf je soms met ie en soms met i. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren: liter, gieter, vakantie, politie.

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag!
Spelling blok 2
2.7 persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Maak opdr. 25 t/m 28 (je mag zachtjes met je buurman of buurvrouw overleggen).

KLAAR?
-Lezen         -Bijspijkeren spelling of grammatica oefeningen

timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Spelling blok 2
We gaan de opdrachten kort bespreken.











aantal
240









aantal







Slide 9 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:

Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
via vaste regels spellen.

-Weet je hoe je woorden met een i of ie moet schrijven.
-BEHAALD?!?

Slide 10 - Tekstslide