weefsels

Welke weefsels zie je + functie?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke weefsels zie je + functie?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt benoemen wat de 3 functies van dekweefsel zijn
2. je kunt in een afbeelding aangeven waar de verschillende typen dekweefsel zich bevinden
3. je kunt de bouw en functie van klierepitheel beschrijven
4. je kunt uitleggen wat de verschillen zijn tussen exocriene en endocriene klieren.

Slide 2 - Tekstslide

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
A
Organen
B
Orgaanstelsels
C
Weefsels
D
Cellen

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een paar organen
C
Een groep orgaanstelsels
D
Hetzelfde als een cel

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Uit welke 4 soorten weefsels bestaat je lichaam?

Slide 7 - Open vraag

Het dierlijk lichaam is opgebouwd uit cellen. Groepjes cellen met dezelfde vorm en functie noemen we Weefsels. 
Hierboven zie je 4 verschillende soorten weefsels maar er zijn er nog veel meer.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Weefsels
- Dekweefsel: epitheel en klierweefsel
- Steunweefsel: bindweefsel, kraakbeenweefsel, botweefsel, vloeibaar steunweefsel
- Spierweefsel: dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel
- Zenuwweefsel: zenuwcellen en steuncellen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Dekweefsel vindt je
A
in de huid
B
beide
C
aan de binnenkant van holle organen
D
beide niet

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Dekweefsel vindt je
A
in de huid
B
beide
C
aan de binnenkant van holle organen
D
beide niet

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat weet je nu van dekweefsel?

Slide 21 - Tekstslide

Endocriene klieren scheiden hun stoffen uit naar

Slide 22 - Tekstslide


Eenlagig dekweefsel

Eenlagig dekweefsel (flinterdun)
Gemakkelijk uitwisseling van stoffen

Meerlagig dekweefsel 
Bijvoorbeeld de huid. verharde bovenkant.

klierepitheel
Vormen van speeksel of hormonen

Slide 23 - Tekstslide

Steunweefsel
hebben een verbindende, verzorgende of steunende functie
4 typen:
- bindweefsel
- kraakbeenweefsel
- botweefsel
- vloeibaar steunweefsel

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
- maak van elke type steunweefsel een mindmap
- zorg dat de dikgedrukte woorden hierop terugkomen en schrijf evt de betekenis erbij
- schrijf bij elk in max 3 zinnen op wat kenmerkend is (lees eerst de tekst en kijk dan evt bij begrippen wat daar staat)
Zorg dat je begrijpt wat je opschrijft
Doel: benoemt, onderscheidt en beschrijft de verschillende soorten steunweefsel op basis van functies en eigenschappen

Slide 25 - Tekstslide

Epitheel is ander woord voor
A
dekweefsel
B
steunweefsel
C
spierweefsel
D
zenuwweeefsel

Slide 26 - Quizvraag

Latijns woord
voor dekweefsel

Slide 27 - Woordweb

Wat is spierweefsel
Spierweefsel bestaat uit spiercellen
De spiercellen zijn opgevuld met eiwitketens: myofibrillen
Als de spier geprikkeld wordt schuiven de draadjes in elkaar: actine en myosine
De spiercel wordt dan een beetje korter: contractiliteit
Het in elkaar schuiven kost energie
Het weer uit elkaar schuiven kost geen energie
Spierweefsel is goed doorbloed.

Slide 28 - Tekstslide

Soorten spierweefsel
dwarsgestreept spierweefsel: skeletspieren


glad spierweefsel: zit in de organen (maag,darmen, blaas, baarmoeder) en bloedvaten


hartspierweefsel: zit alleen in het hart

Slide 29 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel
Willekeurig

Glad spierweefsel
Onwillekeurig

Hartspierweefsel
Onwillekeurig

Slide 30 - Tekstslide

Wat voor soort spierweefsel is glad spierweefsel?
A
Onwillekeurig
B
Willekeurig

Slide 31 - Quizvraag

Spierweefsel en zenuwweefsel
Opdracht:
  1. maak van beide hoofdstukken een mindmap die voor iedereen te begrijpen is -2x 3 pers
  2. maak van beide hoofdstukken een samenvatting - 3 personen
  3. maak van beide hoofdstukken een woorden- begrippenlijst - 2 pers
  4. maak van beide hoofdstukken een kahoot (2x) 2x 2 pers
  5. maak van beide hoofdstukken een kruiswoordpuzzel (uitleg) 3 pers

Slide 32 - Tekstslide

zenuwweefsel

Slide 33 - Tekstslide

zenuwweefsel

Slide 34 - Tekstslide

De zenuwcel is een grote cel met veel uitlopers: meerdere dendrieten en één neuriet of axon
De dendrieten brengen de impuls naar de cel toe
De axon geleidt de impuls van de cel af
Axonen kunnen erg lang worden
Axonen hebben een isolerend wit laagje: myelineschede
Myeline is vetachtig en beschermt de axon
Waar vind je ‘de insnoeringen van Ranvier’?


Slide 35 - Tekstslide

De juiste volgorde van groot naar klein:
A
orgaan, cel, weefsel
B
weefsel, orgaan, cel
C
cel, weefsel, orgaan
D
orgaan, weefsel, cel

Slide 36 - Quizvraag

Wat heb je geleerd
over weefsels?

Slide 37 - Woordweb

Lesdoelen
Je kunt de bouw van cellen, weefsels en organen beschrijven.

Je kan benoemen wat de functie van de verschillende celorganen is.

Je herkent de verschillende weefsels, benoemt de functie en weet waar in het lichaam de weefsels voorkomen.

Slide 38 - Tekstslide

Wat ging er goed deze les?
Wat ging er niet zo goed deze les?

Slide 39 - Tekstslide