H4 - Snelheid

Welkom in de les
Vandaag:
  • lesdoelen §4.1
  • instructie §4.1
  • maken opgave uit het boek
  • afsluiten les 

 


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les
Vandaag:
  • lesdoelen §4.1
  • instructie §4.1
  • maken opgave uit het boek
  • afsluiten les 

 


Slide 1 - Tekstslide

4.1 snelheid

Slide 2 - Tekstslide

§4.1 - Je leert
  • wat snelheid is en hoe je snelheid berekent.

Slide 3 - Tekstslide

Snelheid
Als je loopt leg je in één uur ongeveer .. kilometer af.

Slide 4 - Tekstslide

Snelheid
Als je loopt leg je in één uur ongeveer 5 kilometer af.

Slide 5 - Tekstslide

Snelheid
Als je fietst leg je in één uur ongeveer .. kilometer af.

Slide 6 - Tekstslide

Snelheid
Als je fietst leg je in één uur ongeveer 15 kilometer af.

Slide 7 - Tekstslide

Snelheid
Een vliegtuig legt in één uur ongeveer ....  kilometer af.

Slide 8 - Tekstslide

Snelheid
Een vliegtuig legt in één uur ongeveer 1000  kilometer af.

Slide 9 - Tekstslide

Snelheid
Ruimteschepen leggen elke seconde .... .......  ........... af.


Slide 10 - Tekstslide

Snelheid
Ruimteschepen leggen elke seconde een paar  kilometer af.


Slide 11 - Tekstslide

gemiddelde snelheid
Als je op een scooter rijdt dan rij je niet altijd met dezelfde snelheid

Slide 12 - Tekstslide

gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid bereken je door de afgelegde afstand te delen door de tijd die hiervoor nodig is.

De gemiddelde snelheid wordt uitgedrukt in:
-kilometer per uur (km/h).
-meter per seconde (m/s).

Slide 13 - Tekstslide

gemiddelde snelheid
Peter loopt in 2 uur 8 kilometer.
In één uur loopt hij dus 8 / 2 = 4 kilometer.
Zijn snelheid is dus 4 km/h.

Slide 14 - Tekstslide

gemiddelde snelheid
Een auto heeft een gemiddelde snelheid van 50 km/h.

In een uur rijdt deze auto dus 50 km.
En in een half uur 50/2 = 25 km


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Slide 17 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
 
 



Slide 18 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
 



Slide 19 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



Slide 20 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



afstand
tijd

Slide 21 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



afstand
400 m
tijd
32 s

Slide 22 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



afstand
400 m
tijd
32 s
1,0 s

Slide 23 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



afstand
400 m
tijd
32 s
1,0 s
-> : 32

Slide 24 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



afstand
400 m
tijd
32 s
1,0 s
-> : 32
-> : 32

Slide 25 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



afstand
400 m
12,5 m
tijd
32 s
1,0 s
-> : 32
-> : 32

Slide 26 - Tekstslide

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                 tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



Antwoord: de gemiddelde snelheid is 12,5 m/s.

afstand
400 m
12,5 m
tijd
32 s
1,0 s
-> : 32
-> : 32

Slide 27 - Tekstslide

Wat is jou gemiddelde snelheid naar school?
  • Zoek de afstand die je naar school aflegt op in Google.
  • Je weet de tijd die je daar over doet.
  • Berekenen met de verhoudingstabel je gemiddelde snelheid uit in m/s.
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Welke grootheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en tijd
B
kilometer en uur
C
afstand en tijd
D
meter en seconde

Slide 29 - Quizvraag

Een auto rijdt in 3,5 uur van Groningen naar Maastricht.
De afgelegde afstand is 321 km.
Bereken de gemiddelde snelheid.
A
1123 km/h
B
112,3 km/h
C
91 km/h
D
96 km/h

Slide 30 - Quizvraag

Mo rijd van huis naar school. Deze rit is 4,5 km lang en duurt 10 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.

A
450 km/h
B
0,45 km/h
C
27 km/h
D
45km/h

Slide 31 - Quizvraag

Constante snelheid
constante snelheid:
Op elk moment heeft de snelheid dezelfde grootte en richting.

eenparige beweging:
Een beweging waarbij de snelheid steeds dezelfde grootte en richting heeft.

Slide 32 - Tekstslide

Constante snelheid
Video opname van een reiziger op de lopende band

De video maakt 20 beeldjes per seconde.
De tijd tussen 2 beeldjes is dan 1/20 s = 0,05s

Onder het beeld staat de afstand in meter.


Slide 33 - Tekstslide

Constante snelheid
Je kunt hiervan een tabel maken van de afstand tegen de tijd.



Slide 34 - Tekstslide

Constante snelheid
Teken nu het  (s,t) diagram.
 
 Afstand(s) tegen de tijd (t)

Slide 35 - Tekstslide

Rechtevenredig
Aan de grafiek is te zien dat de reiziger een constante snelheid heeft.


De grafiek is een rechte lijn door de oorsprong.
Als de tijd 2x zo groot wordt, wordt de afgelegde afstand ook 2x zo groot.
Dit noem je recht evenredig verband

Slide 36 - Tekstslide

juist of onjuist
Bij een constante snelheid heeft de snelheid op elk moment dezelfde grootte en richting.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Juist of onjuist
Constante snelheid is niet hetzelfde als een eenparige beweging

A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag


In welk diagram is er sprake van Rechtevenredig verband
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 39 - Quizvraag

Aan de slag!
Lezen §4.1 uit je boek

Maak de opgaven: 
- zie huiswerkplanner les 1

kies eventueel uit:
⨀ - route
✱ - route



Zs

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag!
Lezen §4.1 uit je boek

Maak de opgaven: 
- zie huiswerkplanner les 1

kies eventueel uit:
⨀ - route
✱ - route



Zf

Slide 41 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 42 - Tekstslide

Juist of onjuist.
De gemiddelde snelheid bereken je door de tijd te delen door de afgelegde afstand.
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quizvraag



Op de linker tekening zie je een wandelaar die een afstand aflegt.
tussen elke opname zit een seconde. Hoeveel meter heeft de wandelaar na 4 second afgelegd.
A
4,4 meter
B
5,4 meter
C
4,1 meter
D
4,7 meter

Slide 44 - Quizvraag



Bepaal de snelheid van de wandelaar in meter per seconde.
A
0.74 m/s
B
1,0 m/s
C
1.35 m/s
D
1.5 m/s

Slide 45 - Quizvraag


In welk diagram is er sprake van een eenparige beweging
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 46 - Quizvraag

Kun je nu......?
  • de gemiddelde snelheid berekenen in km/h en m/s;
  • bepalen of iemand met constante snelheid rijdt;
  • met een verhoudingstabel de gemiddelde snelheid, de afstand en de tijd berekenen;
  • een afstand-tijd diagram tekenen;
  • bepalen of twee grootheden recht evenredig zijn.

Slide 47 - Tekstslide

Ja, dat kan ik.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll