week 24 klas 2BDE

Antwoorden opdr. 5 (p. 151)
1 ‘Apocalyps’ is (hww) afgeleid (zww) van het Griekse apokalupsis, dat 'het opheffen van de sluier' of ‘onthulling’ betekent (zww), en (ns.vgw) het (pers.vnw) is (kww) tevens (bw) de naam van de Openbaring (zn) van Johannes. 
2 Dit (aanw.vnw) Bijbelboek beschrijft (zww) het einde van onze (bez.vnw) aarde, zodat (os.vgw) met Apocalyps (zn) tegenwoordig vooral ‘de ondergang van de wereld’ wordt (hww) aangeduid (zww). 
3 Het begrip is (hww) inmiddels (bw) ook gekoppeld (zww) aan een literatuur- en filmgenre. 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Antwoorden opdr. 5 (p. 151)
1 ‘Apocalyps’ is (hww) afgeleid (zww) van het Griekse apokalupsis, dat 'het opheffen van de sluier' of ‘onthulling’ betekent (zww), en (ns.vgw) het (pers.vnw) is (kww) tevens (bw) de naam van de Openbaring (zn) van Johannes. 
2 Dit (aanw.vnw) Bijbelboek beschrijft (zww) het einde van onze (bez.vnw) aarde, zodat (os.vgw) met Apocalyps (zn) tegenwoordig vooral ‘de ondergang van de wereld’ wordt (hww) aangeduid (zww). 
3 Het begrip is (hww) inmiddels (bw) ook gekoppeld (zww) aan een literatuur- en filmgenre. 

Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 151)
4 Zulke (aanw.vnw) (post-)apocalyptische films tonen (zww) de oorzaak van het wereldeinde in (vz) de vorm van een ramp of een atoomoorlog, of (ns.vgw) ze (pers.vnw) laten (hww) zien (zww) hoe (bw) enkele (onbep.hoofdtelw) overlevenden zich (wed.vnw) moeten (hww) redden (zww). 
5 Andere (bn) films in dit genre spelen (zww) vele (onbep.hoofdtelw) eeuwen later (bw), als (os.vgw) die (aanw.vnw) overlevenden een (olw) nieuwe beschaving hebben (hww) kunnen (hww) opbouwen (zww).

Slide 2 - Tekstslide

Stapjes redekundig ontleden
1. PV
2. Strepen tussen zinsdelen
3. Onderwerp (wie/wat+pv? / pv van getal veranderen)
4. WG  ->het onderwerp doet iets óf WD (met kww) en ND (met zn/bn)->het onderwerp is iets
                       Let op: ww-uitdrukkingen/zich
5. LV (wie/wat+gezegde+o?)
6. MV (aan/voor wie + gezegde + o + LV?)
7. BWB (alle zinsdelen die je over hebt)
8. bvb (voor of achter znw, bez.vnw/aanw. vnw en telwoorden zijn altijd bvb)
9. bijstelling (tussen komma's, achter znw)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Antwoorden startopdracht (p. 148)
1/2
a Tarik woonde vroeger/eerst/ooit (= bwb) in Apeldoorn.
b Hem/Haar/Jullie(= mv) leen ik niets meer uit.
c Je had ons dat / dit (= lv) wel even kunnen vertellen.
d Het / Dit / Dat (= ow) is nog onduidelijk.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1 (p. 149)
a Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van duurzame energievoorziening. (zinsdeel = lv)
b Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich zal ontwikkelen. (zinsdeelzin = lv-zin)
c Elektrische auto’s kunnen geen caravan trekken, doordat ze te weinig vermogen hebben. (zinsdeelzin = bwb-zin)
d Elektrische auto’s kunnen door een gebrek aan vermogen (zinsdeel = bwb)
geen caravan trekken. 
e Mij lijkt vergaande robotisering van de samenleving (zinsdeel = ow)
zeer onwaarschijnlijk. 
f Dat robots een grote rol in de samenleving gaan spelen, (zinsdeelzin = ow-zin)
lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. 

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2 (p. 149)
1/2
a De marathon op natuurijs kon niet doorgaan, doordat de dooi inviel (bwb-zin).
b Rond middernacht zal de NOS bekendmaken wat de uitslagen van de verkiezingen zijn (lv-zin).
c Aan wie niet tijdig betaalt (mv-zin), stuurt dit bedrijf al heel snel een dreigbrief.
d Wie lijdt aan diabetes (ow-zin), krijgt tegenwoordig vaak een insulinepompje.
e Waarom zetten jullie niet op de schoolwebsite wat jullie tijdens Going Global ervaren hebben (lv-zin)?
f Als we je betaling ontvangen hebben (bwb-zin), zenden we je het bestelde artikel toe.

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 3 (p. 149)
1
a Wie in een glazen huis woont = ow-zin
b Als het kalf verdronken is = bwb-zin
c Wat in het vat zit = ow-zin
d voordat de beer geschoten is = bwb-zin
e Wat men in dronkenschap doet = lv-zin
f Zoals de ouden zongen = bwb-zin

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 3 (p. 149)
2
a Wie zelf schuldig is, moet zorgen dat hij niet opvalt. Wie zelf niet onschuldig is, moet geen beschuldigingen jegens anderen uiten
b Pas als het te laat is, neemt men maatregelen.
c Iets wat goed is en goed bewaard wordt, verliest zijn waarde niet. Iets wat jou beloofd is, zal degene die het beloofd heeft, moeten nakomen (je houdt er recht op).
d Je moet geen dingen toezeggen (beloven) die nog niet van jou zijn. Je moet geen geld uitgeven, voordat je het hebt verdiend.
e Men is ook verantwoordelijk voor daden (= domme dingen) die men in dronkenschap heeft begaan.
f Het voorbeeld van volwassenen wordt door hun kinderen gevolgd.


Slide 14 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
1. Het wordt vandaag warm, heeft de weerman voorspeld. 

geen voegwoord, onderschikking: bz+hz

Dat heeft de weerman voorspeld.

Dat = lv
Het wordt vandaag warm=lv-zin


Slide 15 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
2. Zodra jullie zijn geland, moet je me even mobiel bellen. 

zodra=voegwoord, onderschikking: bz+hz

Morgen moet je me even mobiel bellen.

Morgen=bwb
Zodra jullie zijn geland= bwb-zin

Slide 16 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
3. Terwijl we de deuren van de gang aan het verven waren, legde mijn moeder de nieuwe vloer in die gang. 

terwijl=voegwoord, onderschikking: bz+hz

Toen legde mijn moeder de nieuwe vloer in die gang. 
toen=bwb
Terwijl we de deuren van de gang aan het verven waren=bwb-zin

Slide 17 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
4. Wanneer je bijtijds in het winkelcentrum aanwezig bent, kun je nog wel profiteren van de aantrekkelijke aanbiedingen in de opruiming. 
wanneer=voegwoord, onderschikking: bz+hz

bwb-zin

Slide 18 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
5. John is altijd gebleven wie hij (vroeger) was

geen voegwoord, onderschikking: hz+bz

John is altijd vrolijk gebleven.
vrolijk=nd
wie hij was=gezegde zin

Slide 19 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
6. Carola vond dat Arthur wel erg lang werk had

voegwoord= dat, onderschikking: hz +bz

dat Arthur wel erg lang werk had = lv-zin (wat vond Carola?)

Slide 20 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
7. Na het behalen van haar rijbewijs vertelde mijn tachtigjarige oma deze onwaarschijnlijke gebeurtenis aan wie het maar wilde horen. 

voegwoord=na, onderschikking: hz+bz

Na het behalen van haar rijbewijs vertelde mijn tachtigjarige oma deze onwaarschijnlijke gebeurtenis aan Piet.
Piet=mv
aan wie het maar wilde horen= mv-zin 

Slide 21 - Tekstslide

opdr. 7 (grammaticaboekje)
8. Vorige week heb ik in de stad gezien dat de nieuwe cd van Kane in de uitverkoop ligt

voegwoord=dat, onderschikking: hz+bz

lv-zin

Slide 22 - Tekstslide