210617 Grammatica Zinsdelen + Woordsoorten H6

Wat gaan we doen?

  1. Herhalen vorige lessen
  2. Uitleg H6 Woordsoorten + Zinsdelen
  3.  Online oefenen: TH6 => Trainen=> Grammatica Zinsdelen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

  1. Herhalen vorige lessen
  2. Uitleg H6 Woordsoorten + Zinsdelen
  3.  Online oefenen: TH6 => Trainen=> Grammatica Zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten

H1 (pers.vnw/bezit.vnw)
H2 (kww/zww)
H3 (kww/zww/hww)
H5 (voegwoord)
H6
Zinsdelen

H2 (ng)
H3 (wg/ng)
H4 (bvb)
H5 (HZ-BZ)
H6

Slide 2 - Tekstslide

Bij een hoofdzin kan ik tussen het ow en de pv extra woorden zetten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

In een samengestelde zin kan ik twee hoofdzinnen hebben staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 5 - Quizvraag

Op welke manieren kan ik de pv in een zin vinden?

Slide 6 - Open vraag

Grammatica - H6
  • Zww, hww of kww in een samengestelde zin.
  • Zinsdeelzinnen

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel:
Na de les:
  • kan je zww, hww en kww herkennen in samengestelde zinnen.
  • kan je onderscheid maken tussen zinsdelen en zinsdeelzinnen.
  • zinsdeelzinnen herkennen en benoemen.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Ik heb geen honger, want ik heb een uitgebreide lunch gegeten.
Onderwerp en persoonsvorm staan direct naast elkaar=hoofdzinnen
Ik heb geen honger, omdat ik een uitgebreide lunch heb gegeten.
In de 1e zin staan ow en pv naast elkaar dus hoofdzin, in de 2e niet dus bijzin. Wel met een pv dus een zinsdeelzin


Slide 9 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen

Zijn er alleen als je te maken hebt met een HZ+BZ of BZ+HZ.


Onderwerpszin (ow-zin)

Lijdendvoorwerpszin (lv-zin)

Meewerkendvoorwerpszin (mv-zin)

Bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)



Slide 10 - Tekstslide

Zinsdeelzin of gewoon zinsdeel?
Een zinsdeelzin heeft altijd een persoonsvorm (het is een bijzin).

Een zinsdeel heeft geen eigen persoonsvorm.

Slide 11 - Tekstslide

Zinsdeel of zinsdeelzin?
Wat Ariël jou wijsmaakt, heeft hij zelf verzonnen.

Het jongste meisje uit dit gezin krijgt van haar broers veel aandacht.

Je moet meteen naar huis komen, zodra de training voorbij is.

De zomers worden steeds warmer door toename van de zonnestraling.
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Hoe zit dat met woordsoorten?

  1. Check of je een enkelvoudige of samengestelde zin hebt.
  2. Splits de zinnen op.
  3. Bepaal van elke zin of het een wg of ng heeft (zww of kww).
  4. Verder ontleed je volgens de normale regels. 

Slide 13 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin:

Veel mensen willen naar een warm land, omdat ze graag bruin
 willen worden.

Is er een zinsdeelzin? Zo ja, welke?

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Online oefenen: TH6 => Trainen=> Grammatica Zinsdelen


Slide 15 - Tekstslide