Aanw.vnw en vr. vnw

Grammatica woordsoorten
aanwijzend en vragend voornaamwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten
aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Aan het einde van de les:
  • kun je aanwijzende voornaamwoorden (a.vnw) vinden in een zin.
  • kun je vragende voornaamwoorden (v.vnw) vinden in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet ik al?
  • lw
  • zn
  • bn
  • ww

Slide 3 - Tekstslide

Deze schoenen?
of die schoenen?

Slide 4 - Tekstslide

dit huis?
of dat huis?

Slide 5 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden

wijzen iets aan!

  • die, deze, dit, dat, zulk, zulke, zo'n, dergelijk, dergelijke

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Zulke schoenen heb ik nog nooit gezien.
Heb jij ooit zo'n opmerking gemaakt?
Dergelijke keuzes heb ik nooit hoeven maken.

Slide 7 - Tekstslide

Noteer het aanwijzend vnw.
Heb jij deze boeken gelezen?

Slide 8 - Open vraag

Noteer het aanwijzend vnw.
Ik heb dit cadeau voor mijn rapport gekregen.

Slide 9 - Open vraag

Noteer het aanwijzend vnw.
Zulke zware aardbevingen komen gelukkig zelden voor.

Slide 10 - Open vraag

Noteer het aanwijzend vnw.
Sinds 2018 staat dat gebouw op de monumentenlijst.

Slide 11 - Open vraag

Vragend voornaamwoord

staat meestal aan het begin van een vraagzin

  • wie, wat, welk, welke, wat voor, wat voor een

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Wie loopt daar in de verte?
  • Welke film komt er vanavond op tv?
  • Wat voor soort chocolade vind jij het lekkerst.

Slide 13 - Tekstslide

Noteer het vragend voornaamwoord:
Wat doe jij vandaag na schooltijd?

Slide 14 - Open vraag

Noteer het vragend voornaamwoord:
Wie heeft mijn tas op de grond gegooid?

Slide 15 - Open vraag

Noteer het vragend voornaamwoord:
Naar welke tv-zender kijk jij het liefst?

Slide 16 - Open vraag

Noteer het vragend voornaamwoord:
Wat voor een klimaat heeft Nederland?

Slide 17 - Open vraag

overzicht
lw  --> de, het, een
zn --> medipladina, tegenaan plassen, lw ervoor
bn --> zegt iets over het zn
ww --> vervoegen
a. vnw --> wijst iets aan 
v. vnw --> wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Slide 18 - Tekstslide

Vragen?

Slide 19 - Tekstslide