4V pronom personnel COD/COI

Pronom personnel
Wat is dat eigenlijk?

Mijn docent legt het antwoordenboek op de tafel

Maak hier een nieuwe zin van met zoveel mogelijk gebruik van persoonlijke voornaamwoorden....................
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pronom personnel
Wat is dat eigenlijk?

Mijn docent legt het antwoordenboek op de tafel

Maak hier een nieuwe zin van met zoveel mogelijk gebruik van persoonlijke voornaamwoorden....................

Slide 1 - Tekstslide

antwoord:

Hij/Zij legt het erop

Slide 2 - Tekstslide

Pronom personnel: 
Door welke persoonlijke vnw kan je een lijdend of meew vw vervangen?

Slide 3 - Woordweb

persoonlijk vnw als lijdend en meewerkend voorwerp
Stappenplan: 
1.Wat?
2. Waar?
3. Ontkenning

Slide 4 - Tekstslide

1.Wat?
Je vervangt een zelfst nw door een pers.vnw: is het lijdend (COD) of meew vw (COI)?
Voor het zelfst nw staat géén voorzetsel- het is een lijdend vw.
Complément d'Objet Direct
                  je vois l'homme 

Pas op: een lijd vw is niet altijd hetzelfde in het Ned en Frans:
      ik kijk naar de tv               - je regarde la télé
      hij luistert naar de radio - il écoute la radio
      wij wachten op de  bus    - nous attendons le bus  (geen sur!)

Slide 5 - Tekstslide

Het zelfst nw is een persoon en ervoor staat het voorzetsel à -    het is een meewerkend vw.: Complément d'Objet Indirect
                 je demande une réponse aux candidats 


  •  à kan verstopt zitten in au/ aux
  • ook hier zijn er verschillen met het Nederlands            praten met          - parler à        
     telefoneren met - téléphoner à
     schrijven naar    - écrire à
     zeggen tegen       - dire à
     iemand antwoorden - répondre à

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Op welke 2 plekken kan je een pronom personnel zetten in de zin?

Slide 8 - Woordweb

Waar?
Infinitif in de zin?   Voor de infinitif
Geen infinitif?  Voor de persoonsvorm
Je vais faire mes devoirs - Je vais les faire
 J'ai vu le prof à l'école - Je l'ai vu

Slide 9 - Tekstslide

Ontkenning
Altijd om de persoonsvorm heen!
Je ne l' ai pas rencontré
Je ne vais pas lui répondre
vraag: let op de plaats van de persoonlijke voornaamwoorden l' en lui, waarom daar?

Slide 10 - Tekstslide

Le pronom accentué 
Als je nadruk op iemand wil leggen
Als er een voorzetsel voor staat: Je suis chez lui.
Er geen werkwoord is: Qui a dit cela? Moi!
Er c'est voor staat: C’est toi?

Slide 11 - Tekstslide

Le pronom accentué 
je ---> moi
tu ---> toi
il ---> lui
elle ---> elle
nous ---> nous
vous ---> vous
ils ---> eux
elles ---> elles

Slide 12 - Tekstslide

oefenen
  • Qui a fait cela? ........ (hij)
  • ......, je pars à 7 heures du soir. (ik)
  • Je pars avec ..... (jou)

Slide 13 - Tekstslide

les réponses
  • Qui a fait cela? Lui.
  • Moi, je pars à 7 heures du soir.
  • Je pars avec toi.

  • Slide 14 - Tekstslide

    Tu as compris?
    OUI
    NON

    Slide 15 - Poll

    In de onderstaande zin is het pronom personnel meewerkend voorwerp. Is de juiste vorm gebruikt?
    L'agent lui donne une amende (De agent geeft hem een bekeuring)
    A
    "Lui'' is de juiste vorm
    B
    "Lui'' is niet de juiste vorm

    Slide 16 - Quizvraag

    Vervang het meew.voorwerp door een pronom personnel: je donne le livre à mon frère.
    A
    je donne le livre à lui
    B
    je lui donne le livre
    C
    je la donne le livre
    D
    je le donne le livre

    Slide 17 - Quizvraag

    Vervang het lvw door een pronom personnel: Robert va donner les livres à ses amis
    A
    Robert les va donner à ses amis
    B
    Robert va les donner à ses amis

    Slide 18 - Quizvraag

    Vervang het lijdend voorwerp in deze zin door un pronom personnel: je donne les cadeaux à mon amie
    A
    Je donne les à mon amie
    B
    Je leur donne à mon amie
    C
    Je lui donne à mon amie
    D
    Je les donne à mon amie

    Slide 19 - Quizvraag

    Vervang het lv door een pronom personnel: Jean va dire la vérité à ses amis
    A
    Jean les va dire à ses amis
    B
    Jean va la dire à ses amis
    C
    Jean va leur dire à ses amis
    D
    Jean la va dire à ses amis

    Slide 20 - Quizvraag

    Le pronom personnel
    Kies het juiste antwoord
    Est-ce que tu connais Maître Gims?
    A
    Oui je lui connais
    B
    Oui, je connais
    C
    Oui, je le connais
    D
    Oui, je la connais

    Slide 21 - Quizvraag

    A vous maintenant! 
    Travail à faire: 
    • Grammaire essentielle H 10 bestuderen, ex A et C.
    • lr proefwerkstof

    Slide 22 - Tekstslide

    Programma:
    petit exercice de production orale
    vérification chapitre 10 et 11 grammaire essentielle
    instructions pronom personnel en/y (chapitre 12)
    travail ex c chapitre 12

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Link

    C'est à qui de parler?
    timer
    1:00

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Link

    Slide 27 - Tekstslide

    Slide 28 - Tekstslide

    Slide 29 - Tekstslide

    Slide 30 - Tekstslide

    gebiedende wijs en pers. vnmw
    bevestigend: nà de persoonsvorm (let op verbindingsstreepje)
    Demandez-lui l'adresse de l'hôtel!
    ontkennend: vóór de persoonsvorm
    Ne lui demandez pas l'adresse de l'hôtel!
    Let op bij gebruik bevestigendme en te worden moi en toi 
    Aidez- moi! Lave-toi!
    Ne m'aidez pas! Ne te lave pas!

    Slide 31 - Tekstslide

    Slide 32 - Tekstslide

    exemple:
    Ils leur ont parlé du projet?
    Ils leur en ont parlé.

    Elle t'a rendu les clés?
    Non, elle .........................................................

    Slide 33 - Tekstslide

    huiswerk vrijdag
    bestudeer werkwoorden en herhaal hoofdstuk 1 examenidioom (formatief testje)
    grammaire essentielle hoofdstuk 11 correctie en hoofdstuk 12 ex C maken.

    Slide 34 - Tekstslide