2T5 Erfelijkheid en evolutie

Lesdoelen:
- Je kan beschrijven hoe het genotype en het fenotype van een organisme tot stand komen.
Je kan uitleggen hoe overdracht van erfelijke informatie via geslachtscellen plaats kan vinden via vorming van paren chromosomen bij de bevruchting.


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
- Je kan beschrijven hoe het genotype en het fenotype van een organisme tot stand komen.
Je kan uitleggen hoe overdracht van erfelijke informatie via geslachtscellen plaats kan vinden via vorming van paren chromosomen bij de bevruchting.


Slide 1 - Tekstslide

Klassikale instructie en oefening
- Bespreken par 4.1 en 4.2 


Slide 2 - Tekstslide

Je uiterlijk
Genotype + Fenotype

Slide 3 - Tekstslide

BS 1 Genotype - Fenotype
Wat wordt verstaan onder genotype?
Wat wordt verstaan onder fenotype?

Slide 4 - Tekstslide

Je weet wat chromosomen zijn.

Slide 5 - Tekstslide

25.000 Genen in ons DNA
Een gen is een deel van een chromosoom. 

Een gen bevat de informatie van één erfelijke eigenschap. 

Elk chromosoom bevat veel genen (zie nr. 4)
Alle genen in een celkern vormen samen het genotype van een organisme.
Deze slide komt uit les B1 Je uiterlijk

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ontstaat nou het genotype?

  • zaadcel met 23 chromosomen van vader + met eicel met 23 chromosomen = bevruchte eicel. genotype staat vast
  • gewone celdeling dus...... elke cel zelfde genotype

Slide 7 - Tekstslide

geslachtschromosomen

Het 23ste paar noem je het geslachtschromosomenpaar

Dit is bij en meisje XX

Dit is bij een jongen XY (2 verschillende chromosomen)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide


Geslachtscel (23) - Bevruchting (46)
In een geslachtscel (eicel - zaadcel) zitten 
23 chromosomen.
Chromosomen komen in geslachtscellen enkelvoudig voor (niet in paren).
Er komen daarom alleen enkelvoudige genen voor (geen genenparen).

In de animatie komen de enkelvoudige chromosomen bij de bevruchting in de celkern samen. Er ontstaan chromosomen- en genen paren.  Het genotype is zo bepaald.
Een lichaamscel bevat 23 paar chromosomen.
Je ziet hier 1 paar.

1
Het paar chromosomen is gesplitst. Eén chromosoom gaat in de geslachtscel. Vanuit elk paar (23 paren) chromosomen komt er 1 chromosoom in de geslachtscel. Een geslachtscel bevat daarom niet 46 maar 23 chromosomen
2
Eicel en zaadcel smelten samen: bevruchting!
Welk chromosoom in de geslachtscel komt is een verrassing.
Dit maakt dat er variatie is in het doorgeven van erfelijke eigenschappen.
Het bepaalt ook of de nakomeling een jongen of een meisje wordt.
3

Slide 11 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting smelten 2 geslachtscellen samen waardoor een nieuw organisme ontstaat. 

In een lichaamscel komen genenparen voor maar in een geslachtscel zit van dat genenpaar maar één gen. 

In de afbeelding zie je een lichaamscel van een man met 3 chromosoomparen met een genenpaar met twee ongelijke genen. Daarvan komt telkens één gen in een zaadcel. 
Welke waar in komt, is toeval.  Je ziet 4 zaadcellen.

Ook bij de eicellen van de vrouw bepaalt het toeval welk gen in een eicel komt. 

Er ontstaan op deze manier veel verschillende genotypen.


Ook bij de eicellen van de vrouw zijn er veel verschillende genotypen.

Het antwoord vind je op de volgende slide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Zelfstandig werken
• Maken hoofdstuk 4 opdracht 1 t/m 4, 7 en 8
• Nakijken

Slide 15 - Tekstslide