In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: waar, wanneer, waar, hoe. Bedenk zelf een voorbeeld van een bijwoordelijke bepaling in het Nederlands.
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Zet elk woord bij de juiste naamval. Per vak komt er 1 woord.
nom
dat
acc
abl
meewerkend voorwerp
onder-werp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Puella = (tip: bedenk bij welke groep puella hoort en kijk in dat rijtje)
A
nom ev
B
abl ev
C
nom/ abl ev
Slide 10 - Quizvraag
patri = (tip: bedenk bij welke groep pater hoort en kijk in dat rijtje)
A
dat ev
B
abl ev
C
nom mv
D
acc mv
Slide 11 - Quizvraag
Vertaal: Urbem muris defendunt. defendere = verdedigen; urbs = stad; murus = muur
Slide 12 - Open vraag
Vertaal: Nocte milites dormiunt. (nox = nacht, miles = soldaat, dormire = slapen)