1.3 Je inkomsten en uitgaven.

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Terugblik

Paragraaf 2 

Hoe word jij beinvloed?

Hoofdstuk 1

Hoe welvarend ben jij? 

Paragraaf 3 Je inkomsten en uitgaven.

Waar staat CBS voor?

1. Centraal Bureau voor Soorten inkomens.
2. Centraal Bureau voor Secundaire behoeften.
3. Centraal Bureau voor Statistiek.

Geef de juiste drie soorten inkomens:

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Incidenteel inkomen
4. Overdrachtsinkomen

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?

Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen.

Lise verhuurt haar appartement voor drie maanden omdat ze een wereldreis gaat maken. Welk soort inkomen heeft Lise hierdoor?

Welke soorten uitgaven zijn er?

1. Vaste lasten
2. Huishoudelijke uitgaven
3. Incidentele uitgaven
4. Alle antwoorden zijn goed

Je verdient per maand 130 euro met werk in een supermarkt. Van je ouders krijg je 7,50 euro zakgeld per week. Wat is je inkomen per maand?

Ik weet nu voldoende om aan de slag te kunnen met de opdrachten.

😒🙁😐🙂😃