leerjaar 3 hst 2 les 2

Een toets bestaat uit 34 vragen, 12 hiervan zijn meerkeuze, welk percentage is dat?
A
35
B
12
C
26
D
Dat moet je nog berekenen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare school

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een toets bestaat uit 34 vragen, 12 hiervan zijn meerkeuze, welk percentage is dat?
A
35
B
12
C
26
D
Dat moet je nog berekenen.

Slide 1 - Quizvraag

De eigenaar van een bedrijf heeft geen loon maar kan de winst uitkeren uit zijn bedrijf. Welke inkomensvorm is dit
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdracht

Slide 2 - Quizvraag

Indy ontvangt € 20 per week voor haar bijbaantje hoeveel is dat per maand
A
€ 80,00
B
€ 85,67
C
€ 86,67
D
€ 87,67

Slide 3 - Quizvraag

waarom verdiend een chirurg meer dan een boekhouder
A
leeftijd
B
opleiding
C
ervaring
D
zwaarte van het werk

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Verschillende kunnen noemen tussen inkomsten en uitgaven
  • Bedrag per maand kunnen omrekenen naar bedrag per week
  • Bedrag per kwartaal omrekenen naar bedrag per maand
  • 3 Verschillende uitgaven kunnen benoemen en deze kunnen toepassen

Slide 6 - Tekstslide

2.2 Waar blijft je geld
  • Inkomen
  1. inkomen uit arbeid
  2. inkomen uit bezit
  3. inkomen uit overdracht
  • Uitgaven

Slide 7 - Tekstslide

2.2 Waar blijft je geld
Bedrag per maand omrekenen naar bedrag met week.

Voorbeeld;
Het abonnement van je telefoon kost € 7,50 per maand. Hoeveel is dat per week.
stap 1: 7,50 x 12 = €90 per jaar
stap 2: € 90 : 52 = € 1,73 per week

Slide 8 - Tekstslide

2.2 Waar blijft je geld
Bedrag per kwartaal omrekenen naar bedrag met maand.

Voorbeeld;
Het abonnement van de bus kost € 121,50 per kwartaal. Hoeveel is dat per maand.
stap 1: 121,50 x 4 = € 486 per jaar 
stap 2: € 486 : 12 = € 40,50 per maand

Slide 9 - Tekstslide

2.2 Waar blijft je geld
  • NIBUD = Nationaal instituut budget voorlichting
  • Verschillende soorten uitgaven
  1. Dagelijkse uitgaven
  2. Vaste lasten (regelmaat/iedere maand of kwartaal)
  3. Incidentele uitgaven 

Slide 10 - Tekstslide

Contributie hockey
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 11 - Quizvraag

Aankoop van shampoo?
A
vaste lasten
B
dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 12 - Quizvraag

Meneer Boet ontvangt 1x per kwartaal € 440 kinderbijslag hoeveel is dat met maand
A
€ 146,67
B
€ 100
C
€ 151,25
D
€ 125

Slide 13 - Quizvraag

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 15 inclusief de samenvatting van paragraag 2.2 Waar blijft je geld

Slide 14 - Tekstslide