Grammatica 2.6 (Hulp w.w. en zelfstandig w.w.)

Grammatica 2.7
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica 2.7
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les/vandaag 
  • Woorden 2.5 afgerond
  • Voor de toets moet je de woordenlijst kennen.  
Vandaag:
  • Herhalen woordsoorten
  • Uitleg hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
  • Huiswerk maken
  • Quizlet 

Slide 2 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Welke woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 6 - Sleepvraag

Werkwoorden
Werkwoorden noemen we ook weleens doe-woorden.
Het zijn namelijk dingen die je kunt doen, zoals:
lopen, fietsen, staan, zitten, schrijven, slapen, gamen, eten, wachten, dneken, afwachten, vezinnen.

Slide 7 - Tekstslide

We maken onderscheid tussen drie soorten werkwoorden:
Zelfstandige werkwoorden
Hulpwerkwoorden
Koppelwerkwoorden (deze mogen jullie voorlopig nog even vergeten)

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandige werkwoorden
Zelfstandige werkwoorden (zww): Het werkwoord geeft de handeling (hetgeen je echt doet) weer in de zin:

  • Na een lange dag gaat de agent naar huis.
  • In Italië at ik elke dag pizza.
  • Na school fietste ik naar huis.

Slide 9 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
Deze werkwoorden helpen de zin bouwen en kunnen zonder de betekenis drstisch te veranderen worden weggelaten it de zin. 
Vaak is het (een vervoeging van een van de volgende werkwoorden): zijn, hebben, worden, blijven, mogen, zullen.
Bijv.: Morgen wil ik het liefst gaan snowboarden.
Morgen ga ik het liefst snowboarden.
Morgen snowboard ik het liefst. 

Slide 10 - Tekstslide

In het vorige voorbeeld zie je dat snowboarden het zelfstandig werkwoord is en de overige werkwoorden hulpwerkwoorden. 
Snowboarden is ook het enige werkwoord in de zin dat op zichzelf een betekenis heeft. Bij alle andere werkwoorden heb je een context nodig om duidelijk te krijgen wat er precies gebeurt. 

Slide 11 - Tekstslide

Zelf oefenen:
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Ineke is met Simone naar de stad gegaan.
is = ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Hij fietst naar school.
fietst=
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Ik kan je wel even thuis afzetten.
afzetten =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk:
2.7 grammatica opdracht 1, 5,6,7,9 en 10

Slide 16 - Tekstslide