1AHA+1HA - avoir - 22/3 - chapitre 3 - les 6

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui

- nieuw werkwoord: avoir

lundi

22

mars

Doelen:  aan het einde van deze les weet je wat het werkwoord avoir betekent in het Nederlands en kun je al een paar vormen vervoegen.

Praktische opdracht

Vandaag inleveren:

1. tijdens de les

2. via Magister berichten

Exercise 2:                                                  

werkwoord avoir

AVOIR

Wat betekenen de onderstreepte zinsdelen?

Nous avons 1000 euros!

Elle a deux t-shirts.

J'ai une soeur.

Pierre et Marco ont une croissant.

J'ai

tu as

il a

elle a

on a

nous avons

vous avez

ils ont

elles ont

ik heb

jij hebt

hij heeft

zij heeft

men heeft/we hebben

wij hebben

jullie hebben/ u heeft

zij hebben

zij hebben

JE

TU

IL/ELLE/

ON

NOUS

VOUS

ILS/

ELLES

ai

avons

as

ont

avez

a

Exercise 3: verbuga

Ga naar:

www.verbuga.eu

werkwoord: avoir

tijd: present

Doel bereikt?

Wat betekent....

avoir?

Welke vorm hoort bij....

Tu..

Nous..

Les devoirs

_{Apprendre (leren):} 

werkwoord avoir

_{Faire (maken):} 

x