Formuleren op het examen

Formuleren op het examen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formuleren op het examen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Formuleren op het examen

1. verschillende type vragen
2. (on)volledige zinnen
3. lees precies


Slide 3 - Tekstslide

Noteer de twee beweringen van de schrijver.

Op welke manier antwoord je?
A
Aanhalingstekens + eerste twee en laatste twee woorden van de zin(nen).
B
Ik neem letterlijk woorden/woorddelen/zinnen uit de tekst over.
C
Ik lees de tekst en maak mijn eigen antwoord.
D
Ik maak mijn eigen antwoord, maar ik blijf zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst.

Slide 4 - Quizvraag

Formuleer het standpunt van de tekst dat in alinea 1 wordt verwoord.

Op welke manier antwoord je?
A
Aanhalingstekens + eerste twee en laatste twee woorden van de zin(nen).
B
Ik neem letterlijk woorden/woorddelen/zinnen uit de tekst over.
C
Ik lees de tekst en maak mijn eigen antwoord.
D
Ik maak mijn eigen antwoord, maar ik blijf zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst.

Slide 5 - Quizvraag

Citeer de zin uit de tekst waar deze uitspraak mee in tegenspraak lijkt.

Op welke manier antwoord je?
A
Aanhalingstekens + eerste twee en laatste twee woorden van de zin(nen).
B
Ik neem letterlijk woorden/woorddelen/zinnen uit de tekst over.
C
Ik lees de tekst en maak mijn eigen antwoord.
D
Ik maak mijn eigen antwoord, maar ik blijf zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst.

Slide 6 - Quizvraag

Je moet citeren. Doe je dat zo goed?

'Gegevens....bedenken.'
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Je moet citeren. Doe je dat zo goed?

'Gegevens die....zelf bedenken.' 7-9
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

formuleren, noteren, citeren
formuleren = in eigen woorden, maar blijf zo dicht mogelijk bij de tekst 
Tekst letterlijk overnemen mag!

noteren = tekst(delen) letterlijk overnemen

citeren = aanhalingstekens + tekst(delen) letterlijk overnemen + regelnummer(s)
'Er gebeurt...grote huis.' r 6-8



Slide 9 - Tekstslide

Vraag = Noem het standpunt van de schrijver.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 10 woorden.

Jouw antwoord = Te veel dierenjournalistiek in kranten.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Een volledige zin heeft:
- een onderwerp
- een persoonsvorm
- een hoofdletter
- een punt/vraagteken/uitroepteken

Te veel dierenjournalistiek in kranten.
In kranten staat te veel dierenjournalistiek

Slide 11 - Tekstslide

Vraag = Citeer het woord uit de alinea’s 8 tot en met 11 waarin het oordeel over deze opvatting het best naar voren komt.

Jouw antwoord = 'de malligheid' (r. 87)
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Vraag = Noem het argument van de schrijver. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.

Jouw antwoord = Zelfs Trouw, de Volkskrant en NRC Handelsblad beoefenen sinds het begin van deze eeuw inmiddels dierenjournalistiek.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Vraag = In tekst 2 staat een reactie op een vergelijkbare uitspraak. Citeer het zinsgedeelte uit tekst 2 waarin die reactie staat.

Jouw antwoord = “Het gaat hier niet om de voorwaarden, het gaat hier om het principe." r. 5-7
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lees precies
1. Moet je formuleren, noteren of citeren? 

2. WAT moet je opschrijven? 
- een woord
- een zinsgedeelte
- een zin
- de zinnen
- een tekstgedeelte (een of meerdere zinnen achter elkaar)

3. Houd je aan het maximaal aantal woorden!

Slide 17 - Tekstslide

Vraag = Tekst 1 en tekst 2 verschillen met betrekking tot de aandacht voor dieren die er volgens de teksten is. Beschrijf dat verschil in aandacht. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Welk antwoord is goed?
A
Tekst 1 gaat over een teveel aan aandacht voor dieren terwijl het in tekst 2 gaat over een tekort aan aandacht voor proefdieren.
B
De ene tekst gaat over een teveel aan aandacht voor dieren en de andere tekst gaat over een tekort aan aandacht voor proefdieren.
C
Tekst 1 gaat over een teveel aan aandacht voor dieren.
D
In tekst 1 gaat het veel meer over aandacht voor dieren dan in tekst 2.

Slide 18 - Quizvraag

Noteer het verschil...
Noem altijd twee dingen. 

Voorbeeld vraag: Noem het verschil tussen jongens en meisjes. 

Voorbeeld fout antwoord: Jongens hebben gemiddeld veel meer rijlessen nodig. 
Voorbeeld goed antwoord: Jongens hebben gemiddeld 40 rijlessen nodig, terwijl meisjes vaak al aan 36 rijlessen genoeg hebben. 


Slide 19 - Tekstslide

Tip

Vraag = Hoe komt het dat we jaloers zijn op onze eigen identiteit? 

Antwoord = ‘We zijn jaloers op onze eigen identiteit, omdat…’

Zo vorm je bijna altijd een grammaticaal correcte zin!

Slide 20 - Tekstslide

IS heeft beschikking over een reserve leger in West-Europa. 
De huidige vertrouwens crisis. 
Je doet daar om heen ook andere taken. 
over gekwalificeerd 
de overheid besteedt teveel aandacht aan zorg. 
Goed
Fout

Slide 21 - Sleepvraag

Aan elkaar of los?
reserve leger reserveleger
vertrouwens crisis vertrouwenscrisis
daar om heen daaromheen
over gekwalificeerd overgekwalificeerd
teveel te veel (te weinig / te groot / te klein / etc.)
Maar let op: een teveel aan...

Slide 22 - Tekstslide