In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Voortplanting bij planten en dieren
bloemen bestuiving
bevruchting
vruchten en zaden
Slide 1 - Tekstslide
Bloemen
De meeste mensen vinden bloemen mooi en gebruiken ze als versiering. Ook doen mensen elkaar bloemen een cadeau.
Slide 2 - Tekstslide
De bouw van een bloem
Bloemen hebben verschillende onderdelen.
Zo heb je de bloemkroon, de bloemkelk en de voortplantingsorganen (meeldraden en stamper).
Slide 3 - Tekstslide
Kroonbladeren
Kelkbladeren
Meeldraad
Stamper
Slide 4 - Sleepvraag
Bestuiving
Veel bloemen hebben grote, opvallend gekleurde kroonbladeren. Daarmee lokken ze insecten. Insecten komen ook af op de geur en op de nectar.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
De bloemen maken nectar
A
Insectenbloemen
B
Windbloemen
Slide 7 - Quizvraag
Heeft geen kroonbladeren.
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 8 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort bij een insectenbloem?
A
opvallende kroonbladeren
B
kleine kroonbladeren
C
veel stuifmeel
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding
Slide 10 - Quizvraag
Bevruchting
Na de bestuiving komen de stuifmeelkorrel en de eicel in het zaadbeginsel bij elkaar. Als ze samensmelten, is er bevruchting.
Slide 11 - Tekstslide
Geslachtsdelen!?
Stamper = vrouwelijk
Meeldraad = mannelijk
Slide 12 - Tekstslide
Na de bevruchting gaan de bevruchte eicel, het zaadbeginsel en het vruchtbeginsel groeien.
1.Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem.
2. Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
3. Elk zaad bevat een kiem.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe heet onderdeel 1?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel 4?
A
Stijl
B
Stuifmeelbuis
C
Eicel
D
Helmdraad
Slide 15 - Quizvraag
Heeft hier bestuiving plaatsgevonden? En bevruchting?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
wel bevruchting, geen bestuiving
D
geen bestuiving, geen bevruchting
Slide 16 - Quizvraag
Wat ontstaat er uit een bevruchte eicel
A
een zaad
B
een kiem
C
een eicel
D
een stuifmeelkorrel
Slide 17 - Quizvraag
Zaden en vruchten
Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel een of meer zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht. Vruchten zijn er in alle soorten en maten.
Slide 18 - Tekstslide
De bloem is nog niet bevrucht.
De bloem is bevrucht. Het vruchtbeginsel en het zaadbeginsel zijn aan het groeien.
Bloemsteel
1
Restje van de kelkbladeren
2
Kroonbladeren
3
Vruchtbeginsel
4
Zaadbeginsel
5
Meeldraden
6
Slide 19 - Tekstslide
Kroonbladeren en meeldraden vallen af.
Je ziet het vruchtvlees met de zaden.
Als de zaden rijp zijn,
springt de vrucht open
en komen de zaden vrij
Zaden bevatten reserve voedsel
dat nodig is voor het kiemen
Hier zie je de lange vrucht van de sperzieboon (peulvrucht).
bloemkelk
restje van de stijl
Slide 20 - Tekstslide
Pitten zijn ook zaden, ze zitten in fruit. Er is fruit met heel veel pitten. Er zijn dan heel veel eicellen bevrucht. Daar zijn dus heel veel stuifmeelkorrels voor nodig geweest.
Het vruchtbeginsel van een kers bevat één zaadbeginsel.
Er is maar 1 eicel bevrucht en 1 zaad ontstaan. De aardbei is heel vaak bevrucht. De zaadjes zie je aan de buitenkant.
Pitten zijn zaden
De pitjes (zaden) zie je aan de buitenkant.
Meloen: Heel veel zaden, dus er zijn heel veel eicellen bevrucht. Er zijn hier heel veel stuifmeelkorrels op de stempel van de bloem terecht gekomen.
Slide 21 - Tekstslide
Hoeveel zaden kunnen er maximaal uit deze bloem ontstaan
A
1
B
4
C
8
D
10
Slide 22 - Quizvraag
Hoeveel vruchtbeginsels zijn er betrokken geweest bij de vorming van deze vrucht?
1
2
5
Slide 23 - Sleepvraag
Seger onderzoekt een meloen. Hij haalt alle zaden eruit. Dat blijken er 420 te zijn.
Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er bij de bestuiving betrokken geweest?
A
1
B
2
C
420
D
840
Slide 24 - Quizvraag
Voortplanting met bevruchting (geslachtelijke voortplanting) bij dieren
De kernen van een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel kunnen versmelten. Dan is er bevruchting. Er ontstaat een bevruchte eicel.
Zaadcel
(mannelijk)
Eicel
(Vrouwelijk)
Slide 25 - Tekstslide
Filmpje:
Uitwendige bevruchting bij een kikker
Slide 26 - Tekstslide
0
Slide 27 - Video
Filmpje:
Inwendige bevruchting bij libellen
Slide 28 - Tekstslide
0
Slide 29 - Video
Voortplanting met bevruchting (geslachtelijke voortplanting) is:
A
eicel wordt bevrucht
B
zaadcel wordt bevrucht
C
altijd inwendig
D
hetzelfde als bestuiving
Slide 30 - Quizvraag
Hoe heet de mannelijke geslachtscel van een plant?
A
Eicel
B
Stuifmeelkorrel
C
Cel
D
Zaadcel
Slide 31 - Quizvraag
Bij bevruchting versmelt de eicel samen met de zaadcel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Bij geslachtelijke voorplanting hebben de nakomelingen erfelijke eigenschappen van de ouders
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Ongeslachtelijke voortplanting
Zaadplanten planten zich voort met behulp van stuifmeelkorrels en eicellen. Maar ze kunnen zich ook voortplanten zonder bevruchting
Slide 34 - Tekstslide
Ongeslachtelijke voortplanting
=
voortplanting zonder bestuiving en bevruchting
een deel groeit uit tot een nieuwe plant
één ouder
nakomeling zelfde erfelijk materiaal: kopie van de ouder
Mogelijkheden:
natuur
bollen
knollen
uitlopers
wortelstokken
mens
vermeerderen:
stekken/weefselkweek
Slide 35 - Tekstslide
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 36 - Tekstslide
bollen
Slide 37 - Tekstslide
STEKKEN
Slide 38 - Tekstslide
Kwallen
Slide 39 - Tekstslide
1. Kwal begint zijn leven als poliep
Poliep: is een diertje dat vastzit aan de grond
2. Dan ontstaan kleine kwaaltjes die aan elkaar vastzitten
3. De baby kwallatjes laten los en groeien uit tot volwassen kwallen