6.2 Hoe zwaar word je belast?

6.2 Hoe zwaar word je belast?

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

6.2 Hoe zwaar word je belast?

Slide 1 - Tekstslide

Noem een belasting!

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
Je leert in deze paragraaf...
… hoe je het belastbaar inkomen berekent. 
… hoe de tarieven inkomstenbelasting zijn opgebouwd. 
 … wat het verband is tussen loonheffing en inkomstenbelasting

Slide 3 - Tekstslide

Loonheffing
* Op het brutoloon worden loonbelasting en premies voor volksverzekeringen ingehouden: de loonheffing
* De werkgever draagt de loonheffing af aan de belastingdienst (fiscus). 

Slide 4 - Tekstslide

Bert verdient 2750 bruto per maand. Zijn baas houdt 300 euro in aan loonbelasting en 275 euro aan premies voor volksverzekeringen. Hoeveel bedraagt de loonheffing?

Slide 5 - Open vraag

Inkomstenbelasting

Elk jaar doe je aangifte van je inkomsten bij de belastingdienst. 

  • Er wordt dan bepaald hoeveel loonbelasting en premies volksverzekeringen je moet betalen. 

  • Via de loonheffing heb je al een soort van voorschot betaald. 

  • Er wordt uitgerekend of dat voldoende was. 

Te veel of te weinig

  • Als je teveel loonheffing hebt betaald, dan krijg je geld terug. 

  • Als je te weinig loonheffing hebt betaald, dan moet je bijbetalen. 

Slide 6 - Tekstslide

Drie soorten inkomen waar je belasting over moet betalen
  • Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning (Box 1) - behandelen we in deze les!
  
  • (Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (Box 2) - deze hoef je niet te kennen!)
  
  • Belastbaar inkomen uit vermogen zoals spaargeld en beleggingen (Box 3) - komt in paragraaf 6.3 aan de orde!

Slide 7 - Tekstslide

Belastbaar inkomen uit werk (Box 1)
  • Loon 

  • Nettowinst uit eigen bedrijf 

Slide 8 - Tekstslide

Belastbaar inkomen uit eigen woning
Eigenwoningforfait 

  • de overheid beschouwt een eigen woning als een vorm van inkomen
  • het wordt uitgerekend als een percentage van de WOZ-waarde
  • hoe hoger de WOZ-waarde, hoe hoger het percentage


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Mijn huis heeft een WOZ-waarde van 305.000 euro.

  • Volgens de tabel hoort daarbij een percentage van 0,60%.

  • (305.000 : 100) x 0,60 = 1830 euro

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik de tabel Eigenwoningforfait op bladzijde 177. Hoeveel is het forfait voor een woning van 800.000 euro?

Slide 11 - Open vraag

Aftrekposten
Deze breng je in mindering op je inkomen zodat je minder belasting hoeft te betalen. 

Bijvoorbeeld:

  • Rente die je voor de hypotheek betaalt 
  • Giften die je aan goede doelen doet 
  • Reiskosten woon-werkverkeer met openbaar vervoer 

Slide 12 - Tekstslide

Formule berekenen belastbaar inkomen in box 1

Belastbaar inkomen in box 1 =

inkomsten + bijtelling eigenwoningforfait - aftrekposten

Slide 13 - Tekstslide

Snap je tot nu toe de uitleg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Progressief tarief
Hoe hoger het inkomen, hoe hoger het percentage belasting!

  • Herverdeling
  • Solidariteit

Slide 15 - Tekstslide

  • We maken samen vraag 17 (blz. 178)

  • Hoeveel belasting moet je betalen?

  • Daarvoor gebruik je het schijventarief.

  • Zie tabel blz. 178
a.

b.

c.


Slide 16 - Tekstslide

Welk belastbaar inkomen hoeven we niet te kennen?
A
Uit werk
B
Uit vermogen
C
Uit een aanmerkelijk belang
D
Uit eigen woning

Slide 17 - Quizvraag

Maak vraag 19 uit het boek en noteer hier de berekeningen.

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag!
6.2 lezen en maken

Daarna nakijken 6.2

Slide 19 - Tekstslide