3gt - les 4 Woordenschat H4

Welkom 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 2 - Tekstslide



Bekijk de fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willen', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 9 - Quizvraag

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen (homoniemen). Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst opmaken welke betekenis wordt bedoelt.

Slide 10 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 11 - Tekstslide

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 12 - Quizvraag

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 13 - Quizvraag

Welk homoniem past in de zin?

Hij wilde het huurcontract opzeggen, omdat hij het geld niet meer kon opbrengen.

_________
A
einde maken aan een afspraak
B
iets uit je hoofd opzeggen

Slide 14 - Quizvraag

OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden . 
Ze horen bij een ander woord. Dit woord is een synoniem, ofwel een woord met meerdere betekenissen.

Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - berooid

Antwoord: arm

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 16 - Open vraag

Welk woord past hier bij?

koning - vrieskou

Slide 17 - Open vraag

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 18 - Open vraag

GELEERD?

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 19 - Tekstslide

Woordenschat H4
blz 104

Maken opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7

Niet af? Huiswerk

Slide 20 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1
1 A geldinstelling
2 B koning
3 B zitplek voor een koets
4 A mannetjeskat

Slide 21 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
1A de verplaatsing van padden
2 a opnieuw
b toestand van de lucht
c zorgen dat iets niet gebeurt
d weg
3 a urineren
b deursluitingen
c koppels
d oplichten
e sleuren
f neerzetten
g niet levend
h soort stof
4a het liefst
b hindernissen
 c dieren die zowel op het land als in het water leven

Slide 22 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3
1 bij vz
2 spellen ww
3 weg zn
4 blijken ww


Slide 23 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5
1 eis
2 hard
3 mail
4 pont
5 bereiden
6 nauw

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken opdracht 7
1 korte mauw = korte mouw
2 uitlaadplaats = uitlaatplaats
3 laat = laad

Slide 25 - Tekstslide