WW: tt en vt
werkwoordspelling
A
De vuurkorf brande de hele avond.
B
De vuurkorf brandde de hele avond.
1 / 20
Onderdelen in deze les
werkwoordspelling
A
De vuurkorf brande de hele avond.
B
De vuurkorf brandde de hele avond.
Slide 1 - Quizvraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Ik kan werkwoorden juist spellen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 4 - Poll
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
werkwoordspelling
A
Hij bediend de gasten
B
Hij bedient de gasten
Slide 7 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Hij onthoud zijn tekst .
B
Hij onthoudt zijn tekst.
Slide 8 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 9 - Quizvraag
werwoordspelling
A
Ik brand mijn vingers
B
Ik brandt mijn vingers
Slide 10 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Wordt jij later beroemd?
B
Word jij later beroemd?
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
werkwoordspelling
A
Max en Mohammed begeleiden oma gisteren naar huis .
B
Max en Mohammed begeleidden gisteren oma naar huis .
Slide 14 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Het rotsblok valde op de auto.
B
Het rotsblok viel op de auto.
Slide 15 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Hij vergrote zijn voorsprong.
B
Hij vergroote zijn voorsprong.
C
Hij vergrootte zijn voorsprong.
Slide 16 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Voor mij was deze herhaling zinvol.
😒🙁😐🙂😃
