Paragraaf 4.2: Versnellen en vertragen

Hoofdstuk 4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les
- Bespreken huiswerk vragen

- Extra uitleg 4.1

- Start paragraaf 4.2

- Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk vragen
Maak van paragraaf 4.1 eerst de vragen: 2, 5, 6, 8

- Zorg dat je de uitleg nog een keer bekijkt als je er niet uitkomt.
- Kijk de vragen na.
- Veel fout? Noteer waar het fout ging (rekenwerk, nauwkeurigheid, lezen, niet begrepen)
- Veel goed? Fijn! Basis voor deze week gehaald
- Maak nu de andere vragen van deze paragraaf.

Slide 3 - Tekstslide

Als de voortstuwende kracht = is dan alle tegenwerkende krachten:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 4 - Quizvraag

De zwaartekracht is hier eerst
de .... kracht en daarna
de ..... kracht
A
Voortstuwende kracht, Tegenwerkende kracht
B
Tegenwerkende kracht, Voortstuwende kracht
C
Voortstuwende kracht, Voortstuwende kracht
D
Tegenwerkende kracht, Tegenwerkende kracht

Slide 5 - Quizvraag

Als de voortstuwende kracht < is dan alle tegenwerkende krachten samen:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 6 - Quizvraag

Een fietser rijdt met toenemende snelheid van een heuvel af
A
De voortstuwende krachten zijn groter dan de tegenwerkende krachten
B
De voortstuwende krachten zijn kleiner dan de tegenwerkende krachten
C
De voortstuwende krachten zijn gelijk aan de tegenwerkende krachten

Slide 7 - Quizvraag

Is het een voortstuwende kracht of een tegenwerkende kracht?
Zet ze in de juiste kolom
Voortstuwend
Tegenwerkend
remkracht
luchtwrijving
rolwrijving
zwaartekracht
(als je van de helling rijdt)
zwaartekracht
(als je de helling op rijdt)
Aandrijfkracht
Spierkracht van een fietser
Trapondersteuning op de fiets

Slide 8 - Sleepvraag

Vraag 1.
Je remt met de auto welke kracht is dan het grootst.
A
Nettokracht
B
Tegenwerkende kracht
C
Voortstuwende kracht
D
Resulterende kracht

Slide 9 - Quizvraag

In welk deel zijn
de voortstuwende krachten
kleiner dan
de tegenwerkende krachten?
A
Δt=0s5s
B
Δt=0s17,5s
C
Δt=17,5s25s
D
Δt=5s17,5s

Slide 10 - Quizvraag

Sleep het antwoord naar de juiste plek
De voortstuwende kracht is groter dan de tegenwerkende kracht, dan is de resulterende kracht ____________________ en ______________________.
De voortstuwende kracht is gelijk aan de tegenwerkende kracht, dan is de resulterende kracht ____________________ en ______________________.
Positief of negatief
gelijk aan 0 N
Het voorwerp versneld
de snelheid is constant

Slide 11 - Sleepvraag

Luchtwrijving

De luchtwrijving is afhankelijk van:
- De snelheid: als je snel rijdt, moet je per seconde meer lucht opzij duwen.
- De dichtheid van de lucht: Als de lucht "dichter" op elkaar zit, moet je per seconde meer lucht opzij duwen.
- Het frontaal oppervlakt: Hoe groter het oppervlakte hoe meer lucht je per seconde opzij moet duwen.
- De kwaliteit van de stroomlijn: hoe beter de stroomlijn, hoe lager de C-waarde, hoe makkelijker de lucht voorbij stroomt.

Slide 12 - Tekstslide

Luchtwrijving

In formule vorm:

Slide 13 - Tekstslide

Waarom is de luchtwrijving bij deze fietsen zo verschillend?
A
de rolwrijwing speelt hier geen rol
B
de snelheden zijn zeer verschillend
C
de vorm van de fiets is zo anders
D
ze zijn voor andere wegdekken.

Slide 14 - Quizvraag

Welke factor heeft er geen invloed om de grootte van de luchtwrijving?
A
oppervlakte van het voorwerp
B
snelheid van het voorwerp
C
de massa van het voorwerp
D
de dichtheid van de lucht

Slide 15 - Quizvraag

Doelen van de les

Na deze les ken ik:
- de formule van de versnelling

Na deze les kan ik:
- de formule van de versnelling op de juiste manier gebruiken
- grafieken herkennen en benoemen welke type beweging deze beschrijft.

Slide 16 - Tekstslide

Gewenste voorkennis

- de formule v= s/t (met alle variaties)
- m/s => km/h    vermenigvuldigen met 3,6
- 3 soorten bewegingen (versneld, eenparig, vertraagd)
- ombouwen van formules (evt met behulp van driehoek of 6=2x3)
- herleiden of creëren van nieuwe formules door samenvoegen.

Slide 17 - Tekstslide

3 soorten bewegingen
  • De versnelde beweging:
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
- Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.
  • De eenparige beweging (constant): 
- Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
- Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.
  • De vertraagde beweging
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
- Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Slide 18 - Tekstslide

Versnelde beweging
Per seconde wordt een steeds
grotere afstand afgelegd

Slide 19 - Tekstslide

Eenparige beweging
Per seconde wordt steeds 
dezelfde afstand afgelegd

Slide 20 - Tekstslide

Vertraagde beweging
Per seconde wordt een steeds 
kleinere afstand afgelegd

Slide 21 - Tekstslide

st- en vt-diagrammen
Elke beweging heeft zijn eigen bijpassende grafiek. Aan de grafiek kun je dus al zien om wat voor een beweging het gaat. 

Let goed op als je een grafiek bekijkt of zelf maakt, dat je kijkt naar wat er langs de assen staat: afstand (s) tijd (t) of snelheid (v) tijd (t). 

Slide 22 - Tekstslide

Verschil xt- en st-diagram
Een xt-diagram is een plaats tijd diagram. Een st-diagram is een afstand tijd diagram.

Het verschil is dat je bij een plaats tijd diagram altijd kijkt naar de plek waar je bent begonnen. Een xt-diagram kan dus ook in de min.

Bij een afstand tijd diagram kijk je naar de afgelegde afstand, ongeacht hoe je bent gelopen. Deze gaat dus nooit naar beneden

Slide 23 - Tekstslide

v,t-diagram maken
In een v,t-diagram zetten we de snelheid uit tegen de tijd. De tijd staat daarbij horizontaal en de snelheid verticaal. Let hierbij op de juiste eenheden. 

Slide 24 - Tekstslide

Bewegingen
De versnelde beweging:
Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.

De eenparige beweging (constant):
Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.

De vertraagde beweging:
Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Slide 25 - Tekstslide

Versnelling
Als je de versnelling van iets wilt weten kun je dat uitrekenen met de formule:

a=tvevbofa=tΔv
Δv=snelheidsverandering
t=tijd
a=versnelling

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

Oefenen
Maak van paragraaf 4.1 de vragen:
- Zorg dat je de uitleg nog een keer bekijkt als je er niet uitkomt.
- Kijk de vragen na.
- Veel fout? Noteer waar het fout ging (rekenwerk, nauwkeurigheid, lezen, niet begrepen)
- Veel goed? Fijn! Doel voor deze week gehaald

Slide 28 - Tekstslide