23/24 - 39 - 3H - CZ - De Brug Grammatica

23/24 Nederlands
Klas 3 - havo
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

23/24 Nederlands
Klas 3 - havo

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud van dit college
Doel: aan het eind van dit college heb je de theorie van het voorzetsel voorwerp, naamwoordelijk gezegde en bijwoordelijke bepaling herhaald. 

- Instructie 
- Oefenen!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich: grenzen aan, vergelijken met, zorgen voor. Deze voorzetsels zijn figuurlijk gebruikt. Bij werkwoorden met zo’n vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp (vv)

  • Een vv begint altijd met een (vast) voorzetsel: 
    In Nederland klagen veel mensen over het weer. (klagen over)
    vv = over het weer

Let op: als een voorzetsel een plaats of richting aangeeft, wordt het letterlijk gebruikt, bijvoorbeeld in de zin: Han springt over het hek.
Het zinsdeel over het hek is bijwoordelijke bepaling.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
Voorbeelden:

Ik wacht op de bus (wachten op)
Jullie verlangen naar de vakantie (verlangen naar)
Ik ga akkoord met jullie voorstel (akkoord gaan met)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
Ik wacht op de bus - wachten op



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzin:
Ik ga akkoord met jullie voorstel - akkoord gaan met

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Tekstslide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
NG of WG?
Het werkwoordelijke gezegde zijn alle werkwoorden in de zin. 


Het naamwoordelijk gezegde zijn de werkwoorden + een naamwoordelijk deel van de zin. 
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NG of WG?
Het naamwoordelijk gezegde kenmerkt zich door een koppelwerkwoord. 
Het onderwerp wordt 'gekoppeld' aan een eigenschap/kenmerk. 

Koppelwerkwoorden (KWW): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoordelijke gezegde

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
Die serie schijnt leuk te zijn.
Dus het naamwoordelijk gezegde is: 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
In de zon zijn de beelden prachtig.
Dus het naamwoordelijk gezegde is: 
'zijn prachtig'6

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?

Vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt, zijn ook bijwoordelijke bepaling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Ik wil nu naar hockey.

A
Ik
B
wil
C
nu
D
naar hockey

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het schoolplein zag ik vandaag Yelda struikelen over een baksteen. Bijwoordelijke bepaling?
A
Vandaag, over een baksteen
B
Op het schoolplein, vandaag
C
Op het schoolplein, struikelen
D
struikelen, vandaag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een ng of wg?
Katja schijnt heel betrouwbaar te zijn.
A
Ng
B
Wg

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een ng of wg?
Katja schijnt met de zaklamp
A
Ng
B
Wg

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie van het college
Doel: aan het eind van dit college heb je de theorie van het voorzetsel voorwerp, naamwoordelijk gezegde en bijwoordelijke bepaling herhaald. 

- Heb jij nog vragen of zijn er dingen onduidelijk? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LES 1 - Kennis check
Lesdoel: aan het eind van de les heb je je kennis over grammatica gecheckt.

- Kahoot Grammatica
- Herhaling lastige onderdelen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

LES 1 - Voorkennis check
Bestudeer voor jezelf de theorie van het voorzetsel voorwerp, naamwoordelijk gezegde en de bijwoordelijke bepaling. 

Welke onderdelen snap je goed? 
Welke vind je nog lastig? 

Oefen met de opdrachten in NieuwNederlands. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies